Stoppen met innovatiebeleid

1716

‘Het is zijn schuld’, zei werkgeversvoorzitter Bernard Wientjes, de beschuldigende vinger in mijn richting wijzend. Ik kon niet goed verstaan wat hij verder zei, maar waarschijnlijk had zijn medewerker hem gevraagd waarom hij in ’s hemelsnaam zojuist toegegeven had dat hij wel bereid was genoegen te nemen met minder algemene lastenverlichting voor het bedrijfsleven, als het kabinet in ruil daarvoor meer geld uittrok voor innovatie. Dat was geen populaire boodschap voor zijn achterban, wist Wientjes, maar ja, ik had het hem nu eenmaal en public gevraagd en hij was er niet de man naar om te duiken als er een lastige vraag kwam. Als je van andere klare wijn verwacht, moet je ook zelf bereid zijn die te schenken.

Even daarvoor had Wientjes namelijk een oproep aan het kabinet gedaan om te durven kiezen. In tijden van bezuinigingen kunnen niet meer duizend bloemen bloeien, dus moest de regering kiezen voor een aantal kansrijke economische sectoren en daar vol op inzetten. Niet middels ouderwetse industriepolitiek (ook bedrijven zijn lastig vooruit te branden als ze eenmaal de subsidieruif geroken hebben) maar door te investeren in branchebrede innovatie.

Ik was het grotendeels met Wientjes eens. Innovatie is de bougie van de economische motor en die hoort voorrang te krijgen boven lastenverlichting voor iedereen. Dat laatste is natuurlijk fijn, maar het helpt ook zwakke broeders overleven. Overheidsgeld steken in innovatie stimuleert het bedrijfsleven gerichter. Als Wientjes hierop kritiek zou krijgen uit zijn achterban, dacht ik, dan moest die achterban zich eens goed achter de oren krabben en zich afvragen waarom ze een paar centen nu in de achterzak belangrijker vindt dan het vooruitzicht van toekomstige groei.

Toch knaagde er ook iets. Wientjes wil inzetten op de branches waar Nederland traditioneel sterk in is, zoals logistiek. Dat klinkt logisch. Maar het wrijft met het eveneens traditionele gegeven dat de Nederlandse overheid internationaal goed meekomt met R&D-investeringen, maar dat het bedrijfsleven achterblijft. Ik weet dat daar het nodige op valt af te dingen – R&D in de dienstensector komt bijvoorbeeld niet goed tot uitdrukking in de cijfers – maar het gegeven ligt er. Doorstroom van kennis naar het mkb is ook een probleem.

De vraag is of je dit doorbreekt door het bestaande innovatiebeleid te handhaven. Nu de economie weer aantrekt, maar de overheid moet bezuinigen, zou je ook kunnen zeggen: laat het bedrijfsleven maar eens zijn kracht tonen. De traditioneel sterke branches zouden toch in staat moeten zijn zelf hun precompetitieve R&D te organiseren. Dat beetje overheidsgeld dat nog voor innovatiebeleid beschikbaar is, zou dan beter gestoken kunnen worden in kansrijke terreinen waar nog onvoldoende industrie aan gekoppeld is om zelfvoorzienend te zijn, zoals nanotechnologie.

Kortom, ik zie het wel zitten om iets meer tucht van de markt los te laten op het vaderlandse bedrijfsleven. Want laten we eerlijk zijn: de wereldwijde economische crisis heeft Nederland naar verhouding nauwelijks geraakt. Dat is enerzijds fijn, maar het betekent ook dat het gevoel van urgentie minder heeft toegeslagen dan optimaal is om de internationale competitie op lange termijn vol te houden. Daarvoor moet je af en toe goed met je neus op de feiten gedrukt worden.

De Nederlandse industrie moet minder op de overheid leunen voor de organisatie van haar innovatie. Vergeleken met twintig jaar geleden zijn we op de goede weg. Directe steun aan bedrijven is tegenwoordig uit den boze. In plaats daarvan is een omweg ontstaan via kennisinstellingen, die daardoor enerzijds meer uit hun ivoren toren zijn gekomen (hulde!), maar anderzijds gedwongen zijn deels onder hun niveau te werken. Simpel gezegd: technische universiteiten doen teveel onderzoek dat eigenlijk bij TNO of ingenieursbureaus thuis hoort.

De noodzaak van bezuinigen biedt een goede gelegenheid die omweg af te knijpen. Meer R&D compleet overhevelen naar de private sector, en gesubsidieerd onderzoek concentreren op innovatie die verder van de markt af staat. Dat zal pijn doen, maar dat deed het afscheid van de oude industriepolitiek ook.

Eerder verschenen in De Ingenieur nr 2, 2011.