Als we het over de liefde hebben

1743

Het was een zonnige dag in Londen, perfect om met een boekje in een park te gaan zitten. Maar ik had niks bij me, dus ik liep de dichtstbijzijnde Waterstone’s binnen, op zoek naar een dunne novelle. Ik begon bij de A en kwam bij C een vaag bekende naam tegen, Raymond Carver.

Carver is de veel geprezen auteur van een klein oeuvre aan korte verhalen, wist ik. Ik koos ‘What we talk about when we talk about love’, en toog naar het park. Carvers verhalen bleken elk nog geen tien pagina’s lang te zijn, maar dat zou je niet zeggen. Hij verstaat de kunst om binnen een pagina een levend personage te schetsen. Die personages zijn ‘gewone mensen’, in alledaagse situaties. Alledaagse pijnlijke situaties. Er wordt gerookt, er wordt gedronken, er wordt ruzie gemaakt.

Meestal hebben korte verhalen iets onbevredigends, maar Carver bezit (behalve in het allerkortste verhaal uit de bundel, over een man en een vrouw die om een baby vechten) de gave om in acht pagina’s een afgerond geheel te presenteren. De bundel liet zich heerlijk lezen onder de Londense zon. Toen hij uit was ging ik weer naar de boekhandel om de andere bundels te kopen.