Beunen in de theologie

1753

Jaren geleden interviewde ik Johan Blaauwendraad, een gereformeerde hoogleraar civiele techniek, die op dat moment rector magnificus was van de TU Delft. Hij vertelde dat in zijn kringen techniek als een ‘veilige’ studiekeuze werd gezien, omdat studenten daarbij niet geconfronteerd werden met kwesties die hun geloof aan het wankelen konden brengen. Dit in tegenstelling tot studies als astronomie, biologie en theologie. Wie zich op de techniek concentreerde had geen last van ingewikkelde keuzes tussen goed en kwaad. Blaauwendraad was het daar volstrekt mee oneens. Techniek had juist wel een ethische dimensie.

Zo rond 21 mei, toen de Amerikaanse predikant Harold Camping het einde der tijden voorspelde, moest ik terugdenken aan dat idee van de ‘veilige studie’. Camping was opgegroeid in een christelijk gereformeerd gezin in Californië – ook daar heeft het calvinisme van Nederlandse snit wortel geschoten. Hij studeerde in 1942 af in de civiele techniek aan Berkeley, niet de minste universiteit. Kortom, ook een gereformeerde jongen die voor een veilige studie gekozen had.

Na de oorlog begon Camping zijn eigen bouwbedrijf, dat hij meer dan tien jaar runde, totdat hij met een aantal gelijkgestemden een radiostation kocht om zijn interpretatie van het woord Gods te kunnen verkondigen. Hij verkocht zijn bedrijf en zei het ingenieursberoep vaarwel – of misschien toch niet, want hij zette zich meteen aan een ingewikkelde rekenklus: de datum vaststellen van het einde der tijden op basis van de bijbel.

Uiteraard is de bijbel een nogal multi-interpretabel boek, maar laten we eerlijk zijn: in de civiele techniek werkt een ingenieur ook met grote onzekerheden. Toen Camping zijn opleiding genoot kwam Fugro nog niet langs om de precieze bodemgesteldheid te meten voor een brug werd gebouwd. Het was een kwestie van ruime marges en redundante ontwerpen.

Geen wonder dus dat Camping niet op een exacte datum voor het einde der tijden uitkwam, maar op een periode. Het zou beginnen op 21 mei en op 21 oktober zou God klaar zijn met de vernietiging van de aarde. Dat is een vrij ruime marge als je bedenkt dat de schepping in zes dagen geklaard werd. Op 21 mei zouden bij wijze van openingsakte enkele vernietigende aardbevingen plaatsvinden.

Er gebeurde niets.

Een lokale journalist zocht Camping daags erna op. Hij trof niet een opgeluchte doemprofeet, blij dat God in zijn goedheid Sodom en Gomorra alsnog gespaard had, maar een ontgoochelde ingenieur. Harold Camping had een religieus bouwwerk ontworpen en stond nu aan de voet van de radeloze puinhoop die het resultaat was van zijn foutieve berekening.

Nog een dag later had hij zich herpakt. Het einde der tijden was wel degelijk begonnen op 21 mei, maar de aardbevingen waren spiritueler van aard geweest dan hij had verwacht. De nieuwe uitleg werd hem niet in dank afgenomen door zijn misnoegde volgelingen. Camping claimde voor de zekerheid evenmin verantwoordelijk te zijn voor de eventuele totale afzegging van de Apocalyps. Hij was tenslotte niet de leverancier, maar slechts de tussenpersoon.

Misschien had Camping beter ingenieur kunnen blijven. Veilige studies zijn tenslotte bedoeld voor jonge gelovigen die makkelijk aan het dwalen slaan. Ingenieurs die beunen in de theologie (dan wel psychologie, politiek, kunsten, vul maar in) lopen het risico dat ze hun focus op de materiële werkelijkheid al te enthousiast projecteren op een veld waarin het ontastbare een doorslaggevende rol speelt. De kans is dan aanwezig dat je jezelf belachelijk maakt.

Natuurlijk kun je je veilige studie ook ontstijgen. Johan Blaauwendraad, bijvoorbeeld, schreef een gezaghebbend boek waarin hij al te rigide geloofsvormen bekritiseerde. Maar hij had zich dan ook verdiept in de vermeende veiligheid van de civiele techniek, en had zo inzicht verworven in zowel de feilbaarheid van de technologie als van de ingenieur. Wie niet kan reflecteren op zijn eigen vakgebied, kant dat waarschijnlijk ook niet op een ander.

Eerder verschenen in De Ingenieur nr 10/11, 2011.