Een vakbondskoepel, waarom nog?

1811

Gestaalde kaders die slechtbetaalde, laag opgeleide schoonmakers organiseren, tot staken aanzetten en zo een betere cao afdwingen – het is een goede reminder waarom vakbonden ook alweer nodig zijn. Voor ambtenarenbonden die in tijden van bezuinigingen twee procent loonsverhoging niet genoeg vinden, geldt dat minder. Niet alleen omdat de eis irreëel is, maar ook omdat het gros van de ambtenaren uitstekend voor zichzelf op kan komen. De vraag is of die twee achterbannen veel gemeenschappelijk hebben.

Uit een rondgang van Trouw blijkt dat binnen de bonden grote twijfels bestaan over de haalbaarheid van een nieuwe koepel, die (onder andere) ambtenaren en schoonmakers verenigt. Natuurlijk, zo’n koepel kan meer gewicht in de schaal leggen in Den Haag, maar er zitten toch genoeg socialistische partijen in de Tweede Kamer om als kanaal te dienen, zou je zeggen.

Ook voor de werkgevers is het handig om zaken te kunnen doen met de top van vakbeweging, die vervolgens maar weer moet proberen de achterban te overtuigen (om de een of andere reden is het compromis altijd lastiger door de strot van arbeiders te douwen dan door die van ondernemers). Maar waarom zouden de vakbonden moeite doen om de werkgevers ter wille te zijn?

Voor de schoonmakers en anderen die hun belangenbehartigers hard nodig hebben, valt het te hopen dat de bonden de gedachten aan een grootse koepel snel laten varen. De arbeid in Nederland is niet meer georganiseerd in grote blokken van vaste contracten. Dat vraagt om een flexibele belangenbehartiging, dichtbij de leden, geen alomvattende gesprekken op een hoog, abstract niveau.