Téa Obreht – The tiger’s wife

1855

De jonge Servische dokter Natalia gaat na het uiteenvallen van Joegoslavië naar de Kroatische kust om een tehuis voor oorlogswezen te helpen. Maar ze heeft nog een missie: de dood van haar grootvader in een naburig dorpje onderzoeken.

Die grootvader is de eigenlijke hoofdpersoon van The tiger’s wife, het debuut van Téa Obreht. Het grootste deel van de verhalen in de roman gaan over hem, de tijger die in zijn jeugd uit de dierentuin ontsnapte, de vrouw die de tijger verborgen hield en de man die niet dood kan. Mannen uit de bergen op zoek naar een lijk in de tuin van het weeshuis om diens ziel tot rust te brengen. Een struikrover vindt rust als apotheker, een muzikant wordt slager zonder rust te winnen.

The tiger’s wife is een feest van magisch realistische vertellingen, tegen het decor van de Balkan. Obreht gooit echter wel zoveel fantastische lijntjes uit, dat ze moeite heeft om ze bij elkaar te houden. Daardoor kan het einde onbevredigend overkomen.

Maar dan heb je al wel talloze mooie tableaus zien passeren, zoals de grootvader en de ondode man die elkaar aantreffen in een verlaten restaurant waarvan ze weten dat het de volgende ochtend door een bombardement vernietigd zal worden. Geen boek met eeuwigheidswaarde, wel een verdiende bestseller.