Innovatie als hobby

1859

Toen André Kuipers deze zomer als nationale held terugkeerde uit de ruimte, greep hij de gelegenheid aan om zijn nood te klagen over (forse) bezuinigingen op de ruimtevaart, die de Nederlandse regering in het vooruitzicht heeft gesteld. Zijn goed recht natuurlijk, iedereen die zijn broodwinning bedreigd ziet, is daar ontstemd over.

Interessant was echter het argument dat Kuipers aandroeg. Quote: ‘Het geld dat naar de ruimtevaart gaat is innovatiegeld. En als je mee wilt blijven draaien in de vaart der volkeren en qua high-tech vooraan wil blijven staan, dan zal je moeten investeren in nieuwe ontwikkelingen en bedrijven die daar mee bezig zijn.’

Kuipers heeft donders goed door dat ‘innovatie’ een modewoord is waarmee je kunt scoren, maar het probleem van de ruimtevaart is nou juist dat de geproduceerde high-tech weinig consequenties heeft. Uit een rapport van Berenschot uit 2008, in opdracht van de overheid gemaakt, blijkt dit de achilleshiel van de ruimtevaart te zijn. Nederlandse bedrijven doen relatief veel voor de sector, maar de opgedane kennis en technologie vindt zijn weg niet naar andere sectoren. Anders gezegd, het publieke geld dat in de ruimtevaart gepompt wordt, heeft nauwelijks een vliegwieleffect voor de economie, zodat je moeilijk van een investering kunt spreken.

(Ter verdediging van de ruimtevaart: dit geldt voor alle innovatieprogramma’s. De Algemene Rekenkamer concludeerde vorig jaar dat de overheid van geen enkel programma de doeltreffendheid of doelmatigheid kan vaststellen. Innovatie in Nederland komt neer op het smijten met subsidies naar veelbelovende sectoren, zonder enige meetbare sjoege of het uiteindelijk geld oplevert.)

Uiteraard is ruimtevaart zinvol. GPS-navigatie, betere weersvoorspellingen, satellietcommunicatie, het zijn allemaal belangrijke innovaties die de wereldeconomie in de breedte vooruit geholpen hebben. Maar dit betekent niet dat je kunt claimen dat iedere euro voor de ruimtevaart of een andere technologische sector iets oplevert. De doeltreffendheid en doelmatigheid die de Rekenkamer zo graag gekwantificeerd zou zien, is vermoedelijk nooit vaststelbaar, omdat er teveel onvoorspelbare factoren in het geding zijn.

Dat maakt ‘investeren’ als exclusief argument voor een specifiek technologisch programma wankel. Iedereen beseft dat hoogwaardig onderzoek, net als gedegen onderwijs, een voorwaarde voor welvaart is, maar raakt Nederland werkelijk achterop als het overheidsbudget ervoor gehalveerd wordt? We weten het niet. Misschien is er wel een verzadigingspunt waarboven meer subsidies voor onderzoek geen significant economisch of sociaal effect meer sorteren. Dan financier je dus alleen de hobby’s van de onderzoekers.

Is dat erg? Niet per se. Aan de succesvolle plezierjacht op het Higgs boson zijn miljarden uitgegeven, die niet in verhouding staan tot het economische resultaat. Ook ruimtevaart behoort in de categorie van onderzoek dat zijn maatschappelijke draagvlak in de verbeelding vindt. Met alle respect voor Kuipers’ professionaliteit als wetenschapper, de belangrijkste rol die hij tijdens zijn verblijf in het ISS voor Nederland gespeeld heeft, was die van entertainer en vertolker van de nationale trots op het internationale podium. Daarin verschilt hij niet van de Olympische medaillewinnaars die onlangs met veel vlagvertoon binnengehaald werden. Als iemands uit de hand gelopen hobby leuk is om naar te kijken, mag het best wat kosten.

Kuipers beseft dat ongetwijfeld. Zijn rationele opmerkingen over innovatie en investeren waren bedoeld voor de politici en ambtenaren. Voor het grote publiek, dat afgelopen week mocht stemmen, waren er de beelden van een lachende André, die ergens op de steppe uit een zwartgeblakerde capsule gevist wordt en met zijn vrouw belt. Die combinatie werkt. Toen Kuipers nog hoog boven de aarde hing, was er al een kamermeerderheid die de bezuinigingen op ruimtevaart wilde terugdraaien.

Andere sectoren kunnen nog wat leren van de ruimtevaart als het gaat om breed etaleren van de verdiensten. De neiging om vooral de rationele aspecten van technologiesubsidies te benadrukken, is groot. Zo zitten ingenieurs nu eenmaal in elkaar. Kuipers laat mooi zien hoe het beter werkt: eerst een gevoel creëren bij het publiek en vervolgens met (al dan niet aantoonbare) economische argumenten de beleidsmakers over de streep trekken.

Eerder verschenen in De Ingenieur nr 13, 2012