Minder bezuinigen, met dank aan de eurocrisis

1867

Toen de Griekse crisis uitbrak, was dat een boost voor de Nederlandse en Duitse economie, omdat de lagere euro de export aanjoeg. Inmiddels profiteren beide landen ook van de Griekse crisis, doordat ze minder rente hoeven te betalen op staatsleningen. Zelfs als we geen cent terug zien van wat we in totaal aan Griekenland lenen, is er een kans dat Nederland min of meer quitte draait op de eurocrisis: vijftien miljard euro kwijt aan de Griekse garantie, vijftien miljard rentevoordeel.

Terwijl de Grieken, Portugezen en Spanjaarden hun koopkracht zien kelderen, ontstaat in Nederland ophef over een paar procent minder voor de bovenkant van de middenklasse. Economisch gesproken zijn die bezuinigingen niet nodig, het gaat vooral om het naleven van een boekhoudkundige afspraak voor Brussel. Curieus genoeg hoeft Nederland dankzij boekhoudkundige afspraken rond de eurocrisis zelfs minder te bezuinigen dan anders had gemoeten om het begrotingstekort onder de drie procent te houden.

Dat zit zo: omdat niet duidelijk hoeveel Nederland uiteindelijk kwijt is aan Griekenland, staat die garantie niet op de begroting (net als andere garanties van in totaal bijna 200 miljard euro). Omdat het rentevoordeel concreet is, mag dat wel worden meegerekend. Mogelijke uitgaven tellen dus niet mee, de inkomsten wel.

Zols altijd in dit soort analyses kun je de disclaimers opstapelen. De eurocrisis, bijvoorbeeld, heeft de werkloosheid doen toenemen en dus de uitgaven aan sociale zekerheid (maar als de Grieken een kwart terugbetalen, is dat al gecompenseerd). De echte economische tijdbommen van Nederland, de exploderende zorgkosten, de vergrijzing en de huizenbubbel, zijn echter van binnenlandse makelij. In zekere zin stelt de eurocrisis ons in staat onze eigen problemen vooruit te schuiven – zelfs letterlijk, omdat een Brusselse boekhoudtruc het tekort omlaag duwt. (sg)