Bisschop Muskens over zorg en kerk in de multicultuur

Veertien jaar geleden was ik bij een tweegesprek tussen Ab Harrewijn en bisschop Tiny Muskens, die gisteren overleed. Een mooie gelegenheid om het gesprek, dat ik voor de Linker Wang uitwerkte, online te zetten.

Daags na de Europese verkiezingen schoof Ab Harrewijn in Breda aan bij bisschop Muskens. Op de tafel lagen enkele Internet-uitdraaien over de verkiezingen in Indonesië, het land waar de bisschop jarenlang werkte. Het gesprek ging echter noch over Europa, noch over Indonesië, maar over Nederland en vooral de Nederlandse samenleving.

Harrewijn: Laten we met de armoede beginnen, uw uitspraken daarover zijn bekend. De laatste tijd lijkt het onderwerp van de agenda verdwenen. Zijn we eraan gewend, zijn we soms onverschillig geworden?

Muskens: Ja, dat gevaar is natuurlijk groot. Een onderwerp kent een hausse en dan verdwijnt het weer uit de aandacht. Maar de behoefte aan solidariteit blijft. Solidariteit is niet zomaar een vrijblijvend ideaal – niet alleen in de verdeling van geld, maar ook in de verdeling van tijd. Dat geldt met name voor de zorg. De zorgwereld is een drama aan het worden in Nederland. Er is sprake van een devaluatie van de zorgende beroepen, in de verpleging, het onderwijs, het pastoraat. Al die beroepen die zorg voor de medemens uitstralen, lijden onder een gebrek aan belangstelling.

Harrewijn: Maar waar ligt dat aan? Worden we een slechter volk?

Muskens: We zijn te druk bezig met consumeren, meer geld verdienen, meer vakantie – dat geeft een tekort aan solidariteit. Ik blijf het verdedigen: de kwaliteit van de samenleving kan worden afgemeten aan de kwaliteit van de zorg voor de zorgbehoevende. De samenleving in haar geheel maakt het niet goed als er niet genoeg zorg is.

Harrewijn: Zit dat in de individuele mens of is de politiek niet bereid genoeg geld op tafel te leggen?

Muskens: Het heeft te maken met mentaliteit, maar de politiek kan natuurlijk de gemeenschap uitdagen meer solidair te zijn. Stel dat er een zorgplicht komt, dat tachtig van de honderd mensen een avond in de week van de televisie wegblijven om in de zorg te werken. Dat zou geweldige verandering teweeg brengen in de samenleving.

Tweedeling

Harrewijn: Er is ook een financiële kant aan het verhaal. Nederland zit in een economische opleving, dan is het toch raar dat er armoede bestaat. De inkomens groeien steeds verder uit elkaar.

Muskens: Een slechte ontwikkeling. De publieke opinie heeft geaccepteerd dat de tweedeling bestaat. De vraag is wat je eraan kunt doen. Daar heb ik ook geen direct antwoord op. Ik weet wel: als je met een gemeenschap, met een land een bepaalde kant uitdenkt, dan kun je iets bereiken. Als we als samenleving vinden dat een verpleegster die 200 zieken verzorgt, meer salaris moet krijgen dan iemand die in een laboratorium scheikundige proefjes doet, dan krijg je vanzelf een beweging, een partij die zal zeggen: iedereen tien procent minder welvaart en wat we dan overhouden, besteden we aan zorg. Dat is een mogelijkheid.

Harrewijn: Het lijkt alsof er twee tegengestelde tendensen zijn in de samenleving. Je ziet nu al een aantal verkiezingen achter elkaar dat partijen als GroenLinks en de SP, die de nadruk leggen op solidariteit, sterk groeien. Maar anderzijds zie je dat de roep om economische groei aanhoudt. In plaats van de dagafsluiting door de bisschop zie je tegenwoordig de beursberichten.

Muskens: Dat is zo, bij kerkleden zie je het evengoed. Onder hen moeten we ook een mentaliteitsverandering bewerkstelligen. Degenen die voor mijn voorstel zijn, dus tien procent minder welvaart en dat besteden aan zorg, die zullen moeten proberen het denken van de mensen die kant uit te krijgen. Men verwijt de kerk vaak dat zij niet aan politiek moet doen, maar als het gaat om armoede, om zorg, moet je niet alleen algemene uitspraken doen. Dan moet je ook met concrete voorstellen komen.

Harrewijn: Is de kerk nog wel krachtig genoeg om dat te doen, kan zij nog een aanjager zijn van maatschappelijke ontwikkelingen?

Muskens: Jawel, de samenleving rekent daar zelfs op. Steeds meer mensen vinden dat er meer zingeving moet komen, meer idealisme. Niemand, arm of rijk, ontkomt aan de observatie dat zijn vader en moeder niet goed verzorgd worden. Ook rijke mensen krijgen in de gaten dat de samenleving geen zorg meer levert. Zelfs aan een miljonair mogen zorgverleners niet meer dan een bepaald aantal minuten besteden. Iedereen krijgt ermee te maken. Daarom geloof ik dat de invoering van een zorgplicht nodig is.

Vrijwillig

Harrewijn: U neemt zelf een voorschot op die zorgplicht door te werken als vrijwilliger in een tehuis voor demente bejaarden. Bevalt dat?

Muskens: Het bevalt goed en niet goed. Het is zwaarder dan je denkt. Je werkt tussen mensen met wie je helemaal geen contact hebt. Je kunt geen gesprek voeren, al was het maar over het weer. Als er geen vrijwilligers zijn, komen die mensen nooit meer buiten. Het is ook bijna geen vrijwilligerswerk meer, zozeer wordt er op je gerekend. Als je een keer niet komt, bellen ze meteen. Vrijwilligerswerk is zeer verplichtend.

Harrewijn: U hebt te maken met demente bejaarden. Ik heb ook vaak te maken met mensen die zeggen: van mij hoeft het niet meer. Dat vind ik altijd heel moeilijk, als mensen zelf de kwaliteit van hun leven zo beoordelen. Hebben mensen het recht om dat te zeggen?

Muskens: Het is heel begrijpelijk dat die gedachte in mensen opkomt. Maar dan kom je als gelovige toch voor het probleem te staan dat alle leven van God gegeven is. Dat is het dilemma van de euthanasie.

Harrewijn: Je zou het ook kunnen omdraaien: als God het leven wil terugnemen, moeten wij Hem niet tegenwerken door allerlei machines in te schakelen. Daar komt nog bij dat je je kunt afvragen of we niet teveel geld steken in technologie om mensen maar zo lang mogelijk te laten leven en te weinig in de kwaliteit van dat leven. Dat zijn de keuzes die momenteel in de gezondheidszorg voorliggen.

Muskens: Het is inderdaad een verschrikkelijk dilemma. Er wordt wel eens het idee gewekt dat daar heel slordig mee omgegaan wordt, dat euthanasie nogal gemakkelijk toegepast wordt. Dat is helemaal niet het geval. Voor zover ik het weet, gebeurt het hier in de buurt altijd heel consciëntieus. Het is heus niet zo dat mensen daar met de pet naar gooien, zoals in de kritiek vaak gesuggereerd wordt. Het leven moet kwaliteit hebben, anders wordt het leven als zodanig aan de orde gesteld.

Handicap

Harrewijn: De samenleving is hard tegen de onvolmaakte mens. Neem nou de arbeidsmarkt, mensen met een handicap komen nauwelijks aan een baan. Wat doen we fout?

Muskens: Tsja, waar zou je dat moeten aanpakken? Op een gegeven moment moet je als gelovige mensen waarden aandragen die het simpele, op inkomen gerichte denken overstijgen. Als christen moet je laten zien dat er meer is tussen hemel en aarde, en dat er ook meer is in deze wereld. Maar hoe zorg je ervoor dat een gehandicapte, een aidspatiënt toch aan een baan komt? Dat vraagt een soort heldendom, he?

Harrewijn: Als we nou eens beginnen met christelijk werkgevers, bonden, afdelingshoofden, zou het voor hen niet een plicht moeten zijn deze mensen aan werk te helpen?

Muskens: Er is toch al een wet voor?

Harrewijn: Nou, er is een wet die zegt dat vijf procent van de werknemers in een bedrijf gehandicapt zouden moeten zijn, maar die wet legt niets dwingend op. In de praktijk gebeurt het niet. Maar zou het niet, bij wijze van spreken, vanaf de kansel als een morele plicht verkondigd moeten worden?

Muskens: Als ik ’s avonds lezingen houd, zeg ik vaak: mooi dat jullie er zijn, maar ik ben hier niet voor jullie, want jullie zijn al bekeerd, anders zaten jullie hier niet. De vraag is hoe we de mensen bereiken die hier niet zijn. Daar heb je toch de massa-media voor nodig, of een politieke partij.

Multicultuur

Harrewijn: In de grote steden groeit de multiculturele samenleving. Onder jongeren vormen migranten soms al een meerderheid. Wat gaat dat betekenen voor normen en waarden, voor de solidariteit? Moeten we niet hun identiteit erkennen door bijvoorbeeld een christelijke feestdag als tweede pinksterdag in te leveren voor een islamitische?

Muskens: Ik herinner me nog dat we in Indonesië ooit op verzoek van de protestanten het katholieke 15 augustus, Maria ten hemelopneming, ingeleverd hebben voor goede vrijdag. We kunnen zeker tweede pinksterdag inruilen voor idul fitri of de hemelvaart van Mohammed. Dat zou heel goed zijn. In Indonesië werd op een gegeven moment een hindoeïstische feestdag nationaal ingevoerd. Daardoor realiseerden mensen zich ineens dat de hindoes bestonden, en niet alleen op Bali en midden-Java. Dat kwam de verstandhouding ten goede. Waarom zouden de islamieten geen nationale vrije dag mogen hebben in Nederland? Waar zouden ze eigenlijk voor kiezen, idul fitri?

Harrewijn: Ik denk het wel.

Muskens: Hebben ze al concreet aangegeven er behoefte aan te hebben?

Harrewijn: Ze durven het niet zo goed zelf voor te stellen, omdat ze bang zijn dat dat tegen hen zal werken. Daarom stellen ze vaak voor het als een extra feestdag in te voeren, niet ter vervanging van een christelijke. Sommige migrantengroepen willen ook een algemene religieuze feestdag invoeren, een feestdag voor de andere godsdiensten, maar dat slaat voor mijn gevoel nergens op. Het einde van de ramadan heeft tenminste nog een traditie, een invulling.

Scholen

Harrewijn: Vindt u ook dat het de verkeerde kant op gaat met de jeugd?

Muskens: Ik ben niet zo somber. Ik vind wel dat ze dommer worden, dat ze te weinig algemene ontwikkeling hebben. Laatst had ik contact met een aantal leraren van het Baronie-college hier in de stad, een fusieproduct met 12.000 leerlingen. Er was niet één uur in de week onderwijs in godsdienst of levensbeschouwing. Ik vind het erg dat mensen niet meer geloven in Pasen, maar het is een maatschappelijke misdaad dat mensen niet eens meer de kans krijgen om te weten wat het is. Zo worden de scholen leveranciers van domme mensen.
Anderzijds heb ik heel wat middelbare scholen bezocht en dan blijkt telkens dat de scholieren wel degelijk weten waar het om draait. Het begint altijd met vragen over mijzelf, waarom ik niet getrouwd ben, enzovoort. Daarna gaat het over voorbehoedmiddelen. Dan komt het gesprek op Christus en wordt het stil. Je voelt dat ze begrijpen dat het daar om draait: je relatie met Christus. Ze vragen ook heel open en geïnteresseerd hoe ik die relatie ervaar. De jeugd is niet te benijden. Ze krijgt zoveel aangereikt aan levensbeschouwingen waaruit ze moeten kiezen. Dat was vroeger toch veel makkelijker. Je groeide met iets op en dat nam je over.

Harrewijn: Als je het geloof aan jongeren over wilt brengen, moet je ook hun taal verstaan. Hoe leg je die jeugd begrippen uit als ‘genade’, ‘hemel’ en ‘hel’?

Muskens: De christelijke houding blijft altijd geldig, los van de woorden. Maar hoe verklaar je het Koninkrijk Gods aan een veertienjarige? Ik zou zeker niet proberen de term uit te leggen, maar spreken over rechtvaardigheid. Genade is pure liefde, een gift zonder dat je er iets voor terugverlangt.
Ik ben ooit in Houston geweest bij het vluchtleidingscentrum van de Nasa. Wie daar komt, krijgt te horen over al die sterrenstelsels die er zijn. Dan blijft er weinig geografische ruimte over voor een hemel. De hemel wordt vaak voorgesteld als een plaats waar God op een troon zit en waar iedereen rondloopt en gezellig bij elkaar gaat buurten. Dat zal er wel niet zijn. Het is een beeld uit de iconografie van de vierde eeuw, dat weinig goed gedaan heeft. Voor die tijd hanteerde men slechts symbolen, die uitdrukten dat de hemel ‘voor eeuwig bij God zijn’ betekent. En wat de hel betreft, paus Johannes de 23ste zei al: de hel bestaat, maar er is niemand.