De toekomst van de sociale zekerheid is groen

1924

GroenLinks is een intern debat over de toekomst van de sociale zekerheid gestart. Dat is mooi. Minder mooi is dat de noodzakelijke vergroening van de economie daarin een geringe rol lijkt te spelen.

Het centrale probleem in het schemergebied van uitkeringen, vrijwilligerswerk, gesubsidieerde arbeid en slecht betaalde banen is dat binnen de huidige economische structuur het rendement van laaggeschoolde arbeid te gering is. De reden daarvoor kent GroenLinks al lang: de belasting (inclusief sociale premies, zoals Simon Otjes terecht opmerkt) op arbeid is te hoog en de belasting op energie (de voornaamste grondstof om de behoefte aan die arbeid te verlagen) is te laag.

Binnen de huidige structuur zijn talloze lapmiddelen te bedenken waarmee je zou kunnen voorkomen dat mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt buiten de boot vallen: basisinkomen, werkverschaffing, arbeidstijdverkorting, regulering van flexwerk of de grenzen dichtgooien voor Polen en Bulgaren. Op de korte termijn kan dit effectief en wenselijk zijn, maar je pakt het probleem niet bij de wortel aan, omdat je niks doet om laaggeschoolde arbeid rendabeler te maken voor werkgevers.

Vergroening van de sociale zekerheid betekent niet dat je simpelweg de ene belasting verhoogt en de andere verlaagt. Het vraagt om een integrale visie op de behoefte aan laaggeschoolde arbeid die zou moeten ontstaan als gevolg van vergroening van de economie. Een van de hindernissen voor zo’n geïntegreerde sociale/groene visie is dat het energiebelastingstelsel niet alleen regressief is (hoe meer je verbruikt, hoe minder je betaalt), maar ook niet gebonden aan industrietak. Hetzelfde geldt voor andere heffingen op milieuvervuiling.

Twee voorbeelden om het probleem helder te krijgen. Eén: Corus (Hoogovens) kan zijn gigantische energieverbruik niet verminderen door ijzererts met de hand te smelten. Een verhoging van de belasting op energie zal Corus ongetwijfeld aanzetten tot verhoging van de efficiëntie, maar de gevolgen voor de arbeidsmarkt zijn ongewis. Twee: GroenLinks pleit met een zekere regelmaat voor subsidies op zonnepanelen. Het overheidsgeld gaat naar de aanschaf van (Chinese) hardware. De aanleg van zonnepanelen kun je echter ook aantrekkelijker maken door de loonlasten van de installateur te verlagen. Zo koppel je een groene subsidie aan stimulering van de arbeidsmarkt.

De enorme vergroeningstaak die in de bestaande gebouwenvoorraad in Nederland ligt, is zeer geschikt om dit principe op los te laten. Maak een integraal plan met een algemene verhoging van de belasting op aardgas, gekoppeld aan een eenmalige korting voor particulieren, corporaties en bedrijven die investeren in isolatiemaatregelen, uitgevoerd door erkende bedrijven die voor deze projecten een verlaging krijgen van de af te dragen premies.

Een panacee voor de arbeidsmarkt is dit uiteraard niet. In de tuinbouw bestaat wel een relatie tussen energieverbruik en arbeid, maar bestaat het probleem dat Nederlanders het werk niet willen doen. In de zorg komt de druk op de arbeid door bezuinigingsdrift bij de overheid, die op zijn beurt weer veroorzaakt wordt door uit de hand lopende kosten als gevolg van vergrijzing en verdikking van de bevolking. In beide gevallen durf ik echter wel de stelling aan dat de sleutel ligt bij de hoge prijs van laaggeschoolde arbeid.

Een door de overheid georganiseerd sociaal vangnet kan alleen (betaalbaar) functioneren als het beroep erop geminimaliseerd wordt. Ook op de korte termijn betekent dit dat versterking van het vangnet gepaard moet gaan met uitstroom naar (laaggeschoolde) arbeid. Een GroenLinkse visie op de sociale zekerheid valt dan ook niet los te zien van een plan voor de arbeidsmarkt, bij voorkeur in een groen licht. (helling)