Een mooie tunnel (4)

1926

‘Ah, u komt voor wethouder Sentewaaier’, sprak de portier van het stadhuis van Duitendam met een grijns bij de binnenkomst van ir. Anton Grout van ingenieursbureau Drijver & Van der Graaf. ‘Ik zag vanochtend de krant en ik dacht: dan komt meneer Grout vast vanmiddag langs voor een afspraak met de wethouder.’

Grout knikte. Hij had de krant ook gelezen. Ruim een jaar geleden had de wethouder de eerste spa in de grond gestoken voor de aanleg van een tunnel annex waterberging onder het stadhuis. De verwachte bouwkosten waren toen al met honderd miljoen overstegen en dan had hij nog alle installaties ‘in een nadere begroting ondergebracht’.

Met frisse tegenzin liep hij verder. Sentewaaier stond op, zodra hij Grout opmerkte, griste de krant van zijn bureau en maakte er een gebaar mee ten teken dat de ingenieur aan de grote tafel moest komen zitten.

‘Tunnel wordt waterberging’, kopte de krant. Het was de journalist opgevallen dat er al geruime tijd een dikke laag water in de bouwput stond. Daarop had hij een aantal voorbijgangers ondervraagd, die het ook gek vonden, en een lokale aannemer die gezegd had: ‘Da ga nie meer goe komme’. Het artikel sloot af met de zin: ‘Volgens de aannemer van de Blundertunnel is er niets aan de hand.’ Zo kon de journalist volhouden dat hij wederhoor gepleegd had zonder zijn verhaal om zeep te helpen.

‘Wat heb je hierop te zeggen, Grout?’ bitste de wethouder.

‘Dat de aannemer gelijk heeft, meneer Sentewaaier. Vanwege de aanhoudende regen zijn ze een paar weken achtergeraakt op schema, maar verder is er niets aan de hand.’

‘Dat zal best, maar waarom is mij niet verteld dat die bouwput vol water zou komen te staan? Nu heb ik glashard moeten ontkennen dat er een probleem was, terwijl ik geen idee had of ik stond te liegen of niet.’

‘Het is hier veengrond. Iedere bouwput in Duitendam komt vol water te staan.’

‘En nu?’

‘Ze maken hem dicht en dan pompen ze het water eruit.’

‘Mooi zo. We zouden tenslotte een tunnel annex waterberging maken, niet alleen een waterberging. Alhoewel een waterberging wel enorm zou schelen in de kosten van de installaties, wat jij Grout!’

Grout lachte als een boer die kiespijn had. Hij kende de wethouder inmiddels een jaar of vier. Wanneer die grapjes begon te maken, moest je op je hoede zijn.

‘Nu we het toch over die installaties hebben. Hoe ver zijn jullie met het bestek voor de Europese aanbesteding?’

‘Dat is bijna klaar. U weet dat het riskant is.’

‘Bij mijn weten hebben we juist alle risico’s uitgesloten. Maar leg het me nog een keer uit.’

‘Nou, de raad was niet blij met de nieuwe Europese veiligheidsnormen voor tunnelinstallaties, met name het kostenaspect daarvan.’

‘Dat haal je de koekoek. Daarom hebben we gekozen voor een contractvorm die de leverancier afrekent op de uptime. Voor iedere minuut uitval houden we een dag de hand op de knip.’

‘Precies, maar die normen zijn voorlopig. Pas over vier jaar zijn ze definitief.’

‘Dat is niet acceptabel. Dan moet de tunnel al lang open zijn.’

‘Dat zei u eerder ook. Maar we konden evenmin met de huidige nationale normen werken, want dan viel de kostenoverschrijding niet te rechtvaardigen. Het kost iets meer, zei u tegen de raad, maar dan heeft Duitendam wel een tunnel die op de Europese toekomst is voorbereid. Maar nu vragen we dus harde garanties van leveranciers volgens normen waar ze nog onvoldoende ervaring mee hebben. We proberen het bestek zo op te stellen dat het toch aantrekkelijk voor ze is.’

‘We hoeven het bedrijfsleven niet te paaien, Grout. Maak het snel af. Dan kan ik goed nieuws over de tunnel de wereld in sturen, als compensatie voor dit hier.’

De wethouder wapperde naar het artikel. Daarna keek hij Grout dwingend aan.

‘Maar de tender moet ook aantrekkelijk zijn voor gerenommeerde bedrijven’, sprak de ingenieur. ‘Anders schrijven alleen de Italianen in en die …’

‘Italië, mooi land!’, onderbrak de wethouder hem. ‘Toscane, pizza, Ferrari. Een Ferrari-tunnel, dat klinkt veel beter dan een Blundertunnel. Dat gaat hartstikke goed komen. Vergeet het bestek niet, Grout: morgen op mijn bureau.’

Eerdere delen: 1, 2, 3.

Eerder verschenen in De Ingenieur nr 11, 2013