Damherten: afknallen en opeten

1930

In de Amsterdamse waterleidingduinen zitten zoveel damherten dat ze op forse schaal verhongeren. De remedie ligt voor de hand: afknallen en opeten. Dat is snel, efficiënt, diervriendelijk en duurzaam. Toch hikt de gemeente Amsterdam al jaren aan tegen deze beslissing.

Zelfbenoemde dierenvrienden liggen dwars. Alles is beter dan dat de dieren door mensenhand direct om het leven gebracht worden. Liefst moet het probleem vanzelf weggaan, maar anders moet het buiten het zicht van de Amsterdamse gemeenteraad opgelost worden. Toppunt van absurditeit is de gedachte dat je de damherten zou moeten vangen, transporteren naar Oost-Europa en dan uitzetten in een gebied met lekker veel roofdieren (en jagers – Roemenen hebben op dit vlak minder valse sentimenten). Na alle stress van de verplaatsing gaat een aanzienlijk deel van de dieren alsnog dood, maar Nederlandse beslissers kunnen hun handen in onschuld wassen.

Er is in sommige opzichten weinig verschil tussen de plofkipconsument die niet wil weten waar zijn vlees vandaan komt, en de dierenvriend die herten liever laat verhongeren of gruwelijk aan hun einde komen in de kaken van een wolf dan instemmen met de jacht. Beiden kijken liever weg dan dat ze de realiteit onder ogen zien (de PvdD ziet dit uiteraard anders). De prioriteit ligt bij de eigen gemoedsrust, niet bij het dierenleed.

De groene weerstand tegen plezierjacht, stroperij, pelsfokkerij en bio-industrie is logisch en noodzakelijk. Dat zijn immers geen natuurlijke activiteiten, maar uitwassen van de menselijke overbevolking van de aarde. Het vangen, doden en opeten van de scharrelherten in de overbevolkte duinen bij Zandvoort is volstrekt normaal. Sterker nog, het is een verantwoordelijkheid die de mens, als roofdier van dienst, niet zou mogen ontlopen.