Nebraska: hele lieve film

Nebraska is een klassieke roadmovie: het gaat niet om de bestemming, maar om de tocht zelf, waarbij de reizigers nader tot elkaar komen. Die reizigers zijn in dit geval Woody ,een Korsakov patiënt die ervan overtuigd is dat hij een miljoen dollar gewonnen heeft, en zijn zoon David die vaders laatste illusie niet wil frustreren. Er is ook een praktisch punt: Woody loopt steeds weg van huis, te voet op weg naar Nebraska, drie staten verderop, waar hij zijn prijs kan ophalen. Dus zet David vader in de auto en gaan ze samen op weg.

Niet toevallig gaat de tocht via Hawthorne, het geboortedorp waar beide ouders ooit uit ontsnapt zijn, zo’n plek waar weinig meer te beleven valt dan alcoholist worden en ruzie maken. Daar blijkt de familie van harte bereid te geloven dat Woody de loterij gewonnen heeft, in de hoop er een graantje van mee te kunnen pikken. David komt er meer te weten over het tragische verleden van zijn vader, waar die altijd over gezwegen heeft.

Alles aan Nebraska is troosteloos – en toch is het een hele lieve film, gewoon over sukkelaars die er het beste van proberen te maken. Het verhaal meandert een beetje voort, net als in Straight Story, ook zo’n film over een tocht van een oude man door Amerika, maar dan op een grasmaaier. Iedere vader gun je een zoon als David, die stug aan de zijde van zijn vader blijft en, als het miljoen in rook is opgegaan, toch nog een triomf uit de mouw weet te schudden.