Wat heeft GroenLinks met het fortunisme?

In maart 2002, dus nog voor de moord op Pim Fortuijn, schreef ik een kort essay hoe GroenLinks Rotterdam zich tot diens nieuwe politieke beweging moest verhouden. Naar aanleiding van opmerkingen die ik kreeg op Waarom ik geen Marokkaan ben heb ik het herlezen en tot mijn stomme verbazing geconstateerd dat het nog actueel is. Hieronder de versie uit september 2002, die indertijd onderwerp is geweest van een afdelingsdiscussie.

GroenLinks is bij de afgelopen verkiezingen meegezogen in ressentimenten die vooral tegen de PvdA gericht waren. Dat we weerzin voelen tegen elementen uit het fortunisme is logisch, maar tegelijk denk ik dat we over het hoofd zien welke overeenkomsten er zijn. Zeker gegeven de verkiezingsuitslag is het zaak eens goed naar die overeenkomsten te kijken en te bezien waar mogelijkheden voor (incidentele) samenwerking liggen. Een defensieve instelling leidt namelijk nergens toe.

Waarom zouden we dat willen? De verkiezingsuitslag is uitgelegd als ‘een ruk naar rechts’. Ik waag te betwijfelen of het zo simpel ligt. Hoewel de LPF momenteel in hoog tempo afscheid neemt van de meer idealistische trekken van het fortunisme, om zich als de rechtervleugel van de VVD te positioneren, en hoewel sommige leden van Leefbaar Rotterdam er extreem-rechtse denkbeelden op na houden, denk ik dat we er vanuit de linkerhoek beter aan zouden doen om de sporen van idealisme aan te moedigen dan in twijfel te trekken. Dat wil zeggen: onze eigen standpunten op sommige onderdelen aanbieden als potentiële bondgenoten in plaats van als diametraal tegenovergestelde alternatieven.

Dit heeft ook een praktische kant. Als de fortunisten erin slagen een opener bestuursstijl af te dwingen (daar valt momenteel nog weinig van te merken, maar het is wel een van hun beloften aan de keizers), dan zouden ze ook open moeten staan voor gelegenheidscoalities met de oppositie. Dan moet die oppositie echter ook zelf open staan, niet om een wig te drijven in de regering/stadsbestuur (dat zou ouderwetse politiek zijn), maar om dingen gedaan te krijgen in een bestuurlijke omgeving waarin partijpolitiek door burgers irrelevant en zelfs kwalijk wordt gevonden. Met een aangeslagen PvdA en een fortunisme dat vooral met zichzelf bezig is in een zoektocht om tot nu toe vage ideeën te concretiseren, is het aan GroenLinks om zo’n doorbraak aan te kaarten.

Positieve inslag

Binnen de partij bestaat scepsis of dit zinvol is. Die scepsis is, gezien de standpunten die het fortunisme momenteel naar buiten brengt, begrijpelijk. Toch denk ik dat het van essentieel belang is om niet verkrampt met het fortunisme om te gaan, is het niet om in deze bestuursperiode nog wat punten te scoren, dan wel om bij de volgende verkiezingen duidelijk te kunnen maken dat het aan obstructie van onze kant niet gelegen heeft. Als anderen doof blijven, mag dat voor ons geen reden zijn om ook maar de gordijnen dicht te trekken – hoe moeilijk dat ook is.

Mogelijkheden voor samenwerking liggen nu bepaald niet voor het oprapen, maar mochten ze er komen, dan moet zowel bij de fortunisten als bij GroenLinks een besef bestaan dat we elkaar helemaal niet zo erg uitsluiten als we nu denken. Het doordringen van dat besef zal voor beide partijen pijnlijk zijn, maar ik denk dat het nodig is, als we serieus willen werken aan het dichten van de kloof tussen Hollander en migrant, tussen burger en politiek.

Ik ga hier niet alle strijdpunten tussen het fortunisme en GroenLinks opsommen, want dat is al genoeg gedaan (waarmee ik niet bedoel dat we deze punten moeten verontachtzamen, want we zijn daar deels op gekozen). Het gaat mij met name om een tweetal punten waar ik denk dat we elkaar wellicht zouden kunnen vinden: de multiculturele samenleving en de bestuurscultuur. Een laatste opmerking vooraf: het onderstaande is geen analyse van maatschappelijke verhoudingen, maar een verkenning van politieke mogelijkheden, met een zo positief mogelijke inslag.

Multicultuur

Er zijn nu in Nederland twee stromingen die de stroeve opbouw van de multiculturele samenleving hoog op de agenda hebben staan: GroenLinks en het fortunisme. Als je het heel zwart-wit bekijkt vertegenwoordigt het fortunisme de ontevreden autochtonen en een kleine fractie van geslaagde allochtonen, terwijl wij de worstelende allochtonen vertegenwoordigen en de autochtonen die daar begrip voor hebben. Als het beide zijden serieus is met de belijdenis ‘dat we toch samen moeten kunnen leven’, dan moet dat beginnen bij een erkenning aan de top dat er een gezamenlijk belang is en dat de gevoelens van beide kanten legitiem zijn. Daarna komt pas de discussie over de methoden om het probleem aan te pakken.

GroenLinks heeft de afgelopen jaren in verschillende grote steden de verantwoordelijkheid op zich genomen om aan de multiculturele samenleving te werken. Daarvoor hebben we vooral vaseline gebruikt: smeermiddelen om de wrijving te verminderen. Gegeven het feit dat we steeds een klein deel van een coalitie vormden, hadden we ook niet de invloed om echt drastische (en dus kostbare) maatregelen af te dwingen voor het herstellen van de sociale infrastructuur in de oude wijken. Er zijn successen geboekt, maar we komen er ook niet onderuit dat er heel veel is blijven liggen – en dat de vaseline niet altijd werkt. Over het geheel genomen gaat het goed met de multiculturele samenleving, maar dat er her en der nog sprake is van flinke frictie is ook duidelijk.

Het fortunisme heeft een veel meer confronterende toon gekozen. Je kunt je afvragen hoe effectief dat is, maar het geeft in elk geval bepaalde delen van de bevolking de gelegenheid stoom af te blazen, en het idee dat ze gehoord worden. Dat maakt hen, zo mag je hopen, ook opener voor oplossingen. Die oplossingen liggen logischerwijs in een combinatie van confrontatie en vaseline. Als GroenLinks hebben we een natuurlijke afkeer van die confrontatie, vanuit de gedachte dat de onderliggende partij, in dit geval de allochtonen, daartegen beschermd moet worden. Er zijn echter toenemende aanwijzingen dat de allochtone gemeenschappen tegen die confrontatie bestand zijn en dat maakt (geforceerde) bescherming minder wenselijk, ook uit het oogpunt van emancipatie.

Laat ik nog één voorbeeld geven om aan te geven dat het fortunisme en GroenLinks soms in dezelfde richting denken. Pim Fortuyn wilde een gedwongen spreiding van allochtonen. Wij zijn tegen die dwang, maar dat laat onverlet dat we zelf spreiding wel degelijk zien als een belangrijk middel voor acceptatie en om te voorkomen dat de last eenzijdig terecht komt in oude wijken waar mensen het toch al zwaar hebben. Sterker nog, we hebben met verbazing geconstateerd dat Fortuyn hier zoveel handen voor op elkaar kreeg (mede omdat hij juist veel stemmen kreeg in wijken waar de eerste instroom van migranten juist begonnen is en waar spreiding dus tot een toename van het aantal allochtonen zou leiden). Herman Meijer heeft namens GroenLinks spreiding gebruikt als instrument om de opvang van daklozen en verslaafden in Rotterdam beter te regelen. Dat leidde aanvankelijk tot protesten, tot de omwonenden erachter kwamen dat het allemaal heel erg meeviel.

Samenvattend denk ik dat GroenLinks en de fortunisten zich bewust zouden moeten worden van de gezamenlijke belangen ten aanzien van de multiculturele samenleving. Analoog aan het akkoord van Wassenaar, dat voor een stabilisering van de Nederlandse economie gezorgd heeft, zou dat ertoe kunnen leiden dat beide partijen de taak op zich nemen een moeilijke boodschap te brengen aan hun achterban, wanneer op een bepaald punt stevige maatregelen nodig zijn. Concreet betekent dat dat GroenLinks in zulke gevallen allochtonen zal moeten aanzetten tot betere aansluiting bij de Nederlandse samenleving, terwijl de fortunisten hun achterban zullen moeten voorhouden dat iets meer geduld, begrip en openheid op zijn plaats is.

Bestuurscultuur

Ook op het terrein van de bestuurscultuur staat het fortunisme en GroenLinks in belangrijke mate hetzelfde beeld voor ogen. We mogen niet de fout maken ons hier teveel te (laten) vereenzelvigen met de PvdA waar we op dit punt nou juist zoveel kritiek op hebben. Denk bijvoorbeeld aan het boekje over GroenLinkse wethouders, waaruit bleek dat zij het liefst samenwerken met VVD’ers en juist grote moeite hebben met de regenteske bestuursstijl van de PvdA.

Hoewel het natuurlijk heel erg de vraag is hoe het fortunisme zich op dit terrein gaat ontwikkelen (er zijn signalen dat de eclatante verkiezingsuitslag bij hen aanleiding geeft tot PvdA-achtige arrogantie), is dit een punt om in de gaten te houden. Bestuurlijke openheid en bottom-up benaderingen staan bij GroenLinks al heel lang op de agenda. Daar zitten genoeg ideeën tussen die met steun van de fortunisten wellicht verwezenlijkt zouden kunnen worden. Ik zie niet in waarom we daar tegen zouden zijn. Bij de fortunisten gaat het op dit punt vooral om een soort gut-feeling, zonder concrete invulling. Ze zouden hun kiezers niet serieus nemen, als ze voorstellen zouden verwerpen, uitsluitend omdat ze uit de linkse hoek afkomstig zijn.

Ten slotte: het is voor GroenLinks, denk ik, zaak de gewoonte van constructieve oppositie snel weer op te pikken en te zoeken naar de positieve kanten van de politieke omwenteling die de afgelopen maanden over Nederland uitgerold is. In Rotterdam geldt dat we vanwege onze versterkte positie in de deelgemeenten zelfs een zekere machtsbasis hebben om over bovengenoemde punten met het rechtse college in gesprek te gaan.