Een Israëli op Vuurland

Iedere ervaren backpacker heeft het wel eens meegemaakt: je hangt een beetje rond in de lobby van je hostel, als er plotseling een Israëlische bezettingsmacht binnenvalt. Ze zijn meestal met z’n zessen of achten. Twee mannen blijven posten bij de voordeur, terwijl een ander tweetal bij de balie begint te onderhandelen over de kwantumkorting. Twee vrouwen pluggen de gettoblaster in en beginnen met het vertalen van de bordjes in het Ivriet. Er wordt heen en weer geschreeuwd. De blikken staan allemaal op onweer, dus je kijkt wel uit om er wat van te zeggen, maar je weet: dit hostel is niet langer van jou. In landen als Peru en Thailand zie je daarom regelmatig bordjes ‘Verboden voor Israëli’s’ en de Lonely Planet van Chili heeft Israëlische backpackers zelfs opgenomen als een lokale pest.

Maar daar wil ik het nu niet over hebben.

Er zijn namelijk ook leuke Israëli’s. Daniel ontmoette ik aan de rand van een gletsjer op Vuurland. Hij was met blote handen bezig een sneeuwhelling van een graad of vijfenveertig te beklimmen, omdat hij wilde zien wat daarboven was.

Marylynn, de Amerikaanse met wie ik reisde, en ik besloten maar even te wachten om hem te kunnen opvangen als hij naar beneden donderde. Dat gebeurde niet. Wel zag hij ongeveer halverwege de helling af van zijn onderneming en kwam min of meer naar beneden gehold. Daniel bleek een lefgozer met een goed gevoel voor humor. Het werd laat die avond.

De volgende ochtend stelde Marylynn voor om te gaan snowboarden. Daniel noch ik hadden dat ooit gedaan, maar het leek ons wel wat. Na vijf minuten instructie bovenaan een lokale helling zoefde Marylynn naar beneden, gevolgd door Daniel, die vrijwel meteen ontzettend op zijn plaat ging. Ik bleef overeind, maar schoot niet op.

Ik was ongeveer halverwege, toen Daniel voor de tweede keer voorbijkwam. Hij bleef nu goed overeind en vond dat het tijd werd om een sprong te maken over een bult aan de rand van de piste. Opnieuw ging hij ongenadig op zijn gezicht. Voor ik bij hem was om te kijken of hij iets mankeerde, stond hij alweer en vervolgde zijn weg. Bij de volgende poging vloog hij over de bult alsof hij nooit anders gedaan had, terwijl ik nog altijd aan het krabbelen was. Ik voelde diepe bewondering en besloot dat ik zelf het snowboarden beter kon laten voor wat het was.

Sindsdien denk ik regelmatig aan Daniel. Bijvoorbeeld toen ik als backpacker door Israël reisde en begon te denken: het zijn allemaal onbeschofte anti-nonsemieten. Of toen ik onlangs in de krant zag hoe Israëlische strandgangers zaten te genieten van de slachtpartij in Gaza. Daniel is mijn tegengif dat me behoedt voor de valkuil van de collectieve veroordeling. (sg)