Ger Apeldoorn – De jaren Pep

Omdat ik zelf van de Eppo-generatie ben, ken ik de voorganger van dat striptijdschrift, Pep, alleen uit de verhalen. Pep heette de bakermat van de Nederlandse stripcultuur te zijn, waar grootheden als Dick Matena, Martin Lodewijk, Lo Hartog van Banda en Peter de Smet konden experimenteren. Tot die tijd waren er alleen de Toonder Studio’s, die tekenaars in een stramien stopten met beperkte ruimte voor eigen inbreng.

Nu kende ik de belangrijkste strips uit Pep wel, omdat die later door Oberon in albumvorm zijn uitgegeven, maar pas door het geschiedschrijving van Ger Apeldoorn, De jaren Pep, kreeg ik meer gevoel bij het blad. Apeldoorn heeft puik werk afgeleverd, maar de bottom line is toch: Pep was helemaal niet zo revolutionair. De ruimte ontstond omdat de formule van het blad zwabberde.

Toegegeven, de komst van Pep bracht een stortvloed aan nieuwe Nederlandse strips, maar veelal waren die gemodelleerd naar buitenlandse voorbeelden. Matena’s klassieke humorstrip De Argonautjes was een antwoord op het succes van Asterix. Agent 327 ontstond omdat James Bond populair was. Nogal wat strips waren regelrechte mislukkingen, noteert Apeldoorn. De beste strips kwamen nog altijd uit het buitenland (waar overigens ook lustig geïmiteerd werd – de succesvolste verhalen van cowboystrip Blueberry bijvoorbeeld zijn een opzichtige rip-off van The Good, The Bad and The Ugly).

Pas in de nadagen, toen Eppo als opvolger in aantocht was, begon de nieuwe generatie tekenaars op stoom te komen. Hun beste werk verscheen in de eerste tien jaren van Eppo. Ben ik toch op het goede moment ingestapt.