Paulus als radicale gelijkheidsdenker

Paulus, de man die erop stond dat een mens Jezus kon volgen zonder zich aan alle Joodse wetten en gebruiken te moeten houden, is in de loop der eeuwen voor vele karretjes gespannen. Hij staat te boek als dogmatisch en misogyn. Maar klopt dat beeld eigenlijk wel, vraagt Karen Armstrong zich af in haar boek ‘Paulus, onze liefste vijand’.

Armstrong kiest een strakke historische invalshoek, zich baserend op de zeven brieven die daadwerkelijk aan Paulus toe te schrijven zijn (1 Tessalonicenzen, Galaten, 1 en 2 Korintiërs, Filippenzen, Filemon en Romeinen). De andere boeken zijn door latere auteurs uit bewondering aan hem toegedicht. Zelfs in die zeven authentieke boeken zitten rare passages die de indruk wekken latere toevoegingen te zijn, betoogt Armstrong, waarin ze overigens niet de enige is. Naar mate het christendom meer verspreid raakte, ontstond meer noodzaak om aan te sluiten bij de geldende mores, onder andere over de plaats van vrouwen in de samenleving.

Paulus zelf was een radicale gelijkheidsdenker. Zijn dopelingen waren niet langer Jood of Griek, slaaf of vrij, man of vrouw. Het was het antwoord op de onderdrukking door de Romeinen, een overheerser die onderworpen volken tot het bot uitperste en op tegenstand bij voorkeur reageerde met genocide. Jezus’ boodschap van sociale rechtvaardigheid viel in goede aarde. Dat hij aan het kruis stierf was een affront, ook voor Paulus, tot die op weg naar Damascus tot het inzicht kwam dat God juist daardoor liet weten zich te voegen aan de zijde van de verworpenen der aarde.

Paulus’ cruciale inzicht was dat in Jezus’ dood de wet vervuld was. Hijzelf had zich daar altijd strikt aan gehouden, maar vanaf nu was dat niet meer nodig. De kern van het geloof werd de sociale rechtvaardigheid, niet de naleving van voorschriften.

De historische Paulus

Armstrong volgt Paulus daden en denken chronologisch, te beginnen ongeveer twee jaar na Jezus’dood, in het jaar 32 of 33. Ze bestudeert bronnen, zoekt naar de verklaring van tegenstrijdigheden. Lucas, bijvoorbeeld, schrijft over Paulus’ ervaring op weg naar Damascus als een ‘visioen’. Paulus zelf houdt in zijn brieven vol dat hij daadwerkelijk Christus gezien heeft, dat wil zeggen hem ontmoet zoals ook de discipelen hem ontmoetten. Dat kan volgens Lucas niet, omdat Jezus immers na veertig dagen ten hemel gevaren is.

Anders dan de discipelen uit Galilea was Paulus een gestudeerd man. Dus, stelt Armstrong, moet je er beducht op zijn als hij zichzelf tegenspreekt. Neem bijvoorbeeld de passage uit 1 Korintiërs 14:33-36, waarin de apostel stelt dat vrouwen hun mond moeten houden tijdens bijeenkomsten. Niet alleen zwerft die passage in de oudste bewaard gebleven manuscripten door te tekst, ze is ook in tegenspraak met een zeker zo beruchte passage twee pagina’s daarvoor waarin Paulus stelt dat vrouwen het hoofd moeten bedekken als ze bidden of profeteren, dus wel degelijk het woord nemen tijdens de bijeenkomsten van de gemeente. Het lijkt erop, aldus Armstrong, dat die zwervende passage later is ingevoegd om Paulus, die verder consequent hamert op de gelijkheid van man en vrouw, in te kunnen roepen ter rechtvaardiging van de ondergeschikte rol die vrouwen een eeuw later hadden gekregen.

In Armstrongs historische versie wordt Paulus een radicaal, die zelfs door veel andere christenen in de begintijd en later niet begrepen werd. Hij moest voortdurend de gemeenten die hij gesticht had tot de orde roepen om te voorkomen dat ze uiteenvielen. Zijn grootste project, een collecte voor de gemeente in Jeruzalem, liep op een gênante mislukking uit. De verwachte terugkeer van Jezus bleef uit. Hij is waarschijnlijk op een ellendige manier aan zijn einde gekomen in een Romeinse cel. Wie zal zeggen hoe gedesillusioneerd hij was? Maar hij heeft in elk geval niet meer hoeven meemaken dat men met zijn woorden aan de haal ging om hiërarchische gezagsstructuren in te richten.