Hell or High Water: volbloed western

Ze hebben auto’s en mobieltjes, de broers Toby en Tanner Howard, maar verder zijn het ouderwetse desperado’s, die in de volbloed western Hell or High Water als bankrovers door Texas trekken. Daar hebben ze een reden voor, want het land van hun overleden moeder dreigt geconfisqueerd te worden door de Texas Midland Bank. Het plan is de hypotheek af te betalen met het geroofde geld.

Hun tegenspelers zijn rangers Marcus Hamilton (prachtrol van Jeff Bridges) en Alberto Parker, die op de veranda tegenover een ander filiaal van de bank de komst van de broers afwachten. Het loopt allemaal niet volgens plan, maar eindigt wel in een tragische shoot out, zoals het hoort in een western.

Armoede

Naast ingetogen acteerwerk en prachtige beelden van het desolate landschap tillen twee dingen deze film erbovenuit. Ten eerste is dat de humor. Het komt niet vaak voor dat een film waarin het drama overheerst kans ziet grappig te zijn. Dat wordt al snel een farce (denk Tarrantino – ook leuk, maar anders). Hell or High Water waakt ervoor de humor in de hoofdlijn van het verhaal toe te laten. Het zijn de terzijdes die (wrang) komisch zijn.

Verreweg het sterkste punt is de manier waarop regisseur David Mackenzie het moderne westerngevoel gestalte geeft. De armoede die mensen naar de randen van de wet drijft. De banken en oliemaatschappijen die er rijk worden. In de woorden van Parker, die half Mexicaans, half Comanche is: “Honderdvijftig jaar geleden stalen de voorouders van deze mensen het land van mijn voorouders. Nu wordt het van hen afgenomen door de banken.”

De berusting ook bij alle partijen dat het nu eenmaal zo gaat. Er komen nog echte cowboys in de film voor, die te paard een kudde koeien over de prairie voeren, maar die snappen ook dat ze de laatste zijn. Hun kinderen gaan dit echt niet meer doen. En banken beroven, dat is ook iets van vroeger. Het is een wonder dat de film toch nog met iets van een optimistische noot eindigt.