AkzoNobel als nationaal belang

In 2007 verkocht AkzoNobel zijn medische poot Organon in Oss voor elf miljard euro aan het Amerikaanse Schering Ploug, dat later opging in MSD. Drie jaar later al was sprake van ontslag van alle 2.200 werknemers, waarvan de helft in de R&D werkzaam was. Het ging eerst niet door, later grotendeels alsnog. Wat vandaag rest aan R&D in Oss is Pivot Park, een ‘biotoop’ voor startups in de geneesmiddelen waar MSD nog een klein aandeel in heeft. De productiefaciliteiten van Organon zijn inmiddels doorverkocht aan het Zuid-Afrikaanse Aspen Pharma en zijn toeleverancier voor anderen geworden, zonder grote noodzaak zelf te innoveren.

Kortom, toen Akzo een vijandig bod kreeg van zijn branchegenoot PPG, doemde het spookbeeld onmiddellijk op: patenten inleveren bij het nieuwe moederbedrijf, eigen R&D afbouwen en productie ten dienste stellen van anderen. Geen appetijtelijke toekomst voor een trots bedrijf, dat de boot in niet mis te verstane woorden afhield.

Ook minister Henk Kamp van Economische Zaken betoonde zich geen voorstander: ‘Gelet op de wijze waarop PPG de overname wil financieren en gezien de overlap in activiteiten is te verwachten dat het streven naar kostenreductie zal leiden tot het ter discussie komen van het hoofdkantoor in Amsterdam, de onderzoekscentra in Deventer en Sassenheim en de staffuncties in Arnhem.’

Inmiddels heeft PPG het bod verhoogd. Het wordt spannend op de aandeelhoudersvergadering vandaag. Akzo is al grotendeels in buitenlandse handen, dus nationalistische sentimenten zullen bij hen geen rol spelen.

Nederlandse R&D-biotoop

Akzo zelf voorziet bezwaren van mededingingsautoriteiten, wat tot versnelde ontmanteling bij overname zou kunnen leiden. Aandeelhouders likken hun vingers echter af bij het hoge bod van PPG (dat een jaar geleden overigens al begon te rammelen). Hen zou Akzo eventueel kunnen paaien door onderdelen af te stoten en daarvoor aandelen in te kopen, zodat de waarde van de overblijvende aandelen omhoog gaat. Maar de vraag is of het daar de tijd voor heeft. Bovendien maakt een management dat pas aan aandeelhouderswaarde gaat werken als de barbaren voor de poort staan, zich daarmee niet per se populair. Het wekt immers de indruk van gezapigheid.

Uiteraard is er geen principieel bezwaar tegen Nederlandse bedrijven in buitenlandse handen. Zo zal de overname van Vanderlande door Toyota, ook onlangs bekend geworden, op weinig weerstand stuiten, omdat de Japanners de aankoop doen om hun portfolio uit te breiden, niet om een concurrent in te lijven. In een krimpende markt zullen ook overnames met het doel synergie te bereiken (dus te saneren) noodzakelijk zijn. Nederlandse bedrijven kunnen daarbij niet altijd de jager zijn, zoals Akzo toen het in 2008 zijn Britse branchenoot ICI overnam.

Zonder iets te zeggen over de motieven van PPG valt wel te stellen dat Kamps bemoeienis met de zaak logisch is. AkzoNobel speelt een belangrijke rol in de R&D-biotoop van de bv Nederland. Het voortbestaan van de onderzoeksactiviteiten in Nederland is daarom een zaak die niet alleen Akzo zelf betreft. En dat voortbestaan is nu eenmaal zekerder wanneer Akzo een Nederlands bedrijf blijft dan wanneer het een buitenpost wordt van een Amerikaanse reus die de overnames en saneringen aan elkaar rijgt. (sg)

Een eerdere versie van deze analyse verscheen in Technisch Weekblad.