Cynische grappen bij Stalins dood

Toegegeven, ik heb geaarzeld bij Death of Stalin, de satirische film over de machtsstrijd binnen de Sovjet-Unie na de dood van de wereldrecordhouder massamoord. Grappen en grollen tegen de achtergrond van de willekeurige moordpartijen, kan dat eigenlijk wel? Het bijkt te kunnen, vooral omdat de humor nergens de gruwelen bagatelliseert, maar juist de cynische machinaties erachter accentueert.

In de hoofdrol zien we Steve Buchemi, die als Nikita Chroestsjov hetzelfde karakter neerzet als altijd: ongeduldig, bozig, zich wanhopig en gelaten afvragend waarom hij omgeven is door incompetente sukkels als Vyacheslav Molotov (Michael Palin, altijd in vorm als verstrooide wijfelkont). De enige ander in het politbureau die iets voorstelt is Lavrenti Beria (met duivels genoegen gespeeld door de vrij onbekende Simon Russell Beale). In de film wordt mooi duidelijk dat de machtsstrijd niet alleen tussen Chroestsjov en Beria gaat, maar ook tussen het leger en de geheime dienst.

Er wordt gesold met het lijk van Stalin, sprintjes getrokken om het eerst bij zijn dochter in het gevlei te komen – af en toe is de film regelrechte slapstick. Maar telkens weer als je geneigd zou kunnen zijn het te vergeten, drukt regisseur Armando Iannucci je met de neus op de feiten. Dat sprintje van zwaarlijvige mannen lijkt kinderachtig, maar het is een kwestie van leven of dood. De kleinste steek laten vallen en je hebt ineens een kogel in je hoofd, zoals Beria aan het eind ondervindt. Ja, er mag gelachen worden, maar niet zonder alles uiterst serieus te nemen.