Haruki Murakami: Hard-boiled Wonderland and the end of the World

De naamloze hoofdpersoon in de oneven hoofdstukken van Haruki Murakami’s roman Hard-boiled Wonderland and the end of the World (uit 1991) is een computerexpert die voor een mysterieuze klus wordt ingehuurd door ‘de professor’, die huist in een even mysterieus gebouw in Tokio, ergens in de toekomst. Het verhaal heeft trekken van science fiction, maar volgt de formule van een hard-boiled detective, met een femme fatale, gangsters die het huis van de hoofdpersoon aan gort slaan, de nodige whisky en een air van onverschilligheid.

De even hoofdstukken hebben eveneens een naamloze hoofdpersoon/verteller, maar deze bevindt zich als nieuwkomer in een ommuurde stad waar iedereen onvrij maar gelukkig is. De nieuwkomer wordt gescheiden van zijn schaduw, die door de poortwachter wordt vastgezet in de verwachting dat hij de winter niet zal overleven. Dat gebeurt nu eenmaal met alle arriverende schaduwen: voor hen is geen plek in de stad. Zolang zijn schaduw nog leeft moet de nieuwkomer oude dromen lezen in de bibliotheek, wat neerkomt op het betasten van schedels.

Eenhoorns

Al vrij snel begin je te vermoeden dat de twee vertellers één en dezelfde persoon zijn, een vermoeden dat bevestigd wordt zodra in beide verhaallijnen eenhoorns opduiken. Gaandeweg worden de verbanden explicieter, tot je tegen het einde de precieze relatie begrijpt (en snapt dat je in het eerste hoofdstuk al een uitgebreide aanwijzing hebt gekregen). De spanning wordt langzaam maar knap opgevoerd. Ik las het in één ruk uit.

En toch, zoals wel vaker bij Murakami, was ik na afloop niet overtuigd. Er lijkt sprake van diepgang, maar ik had moeite te bedenken wat die diepgang dan zou zijn. Het zou ook zomaar gebakken lucht kunnen wezen. Heel knappe, aangename gebakken lucht, weliswaar, maar niettemin meer illusie dan substantie.