Herta Müller: Der Mensch ist ein grosser Fasan auf der Welt

Een novelle van Herta Müller lezen, nadat je 650 pagina’s met meanderende zinnen van Erwin Mortier achter de kiezen hebt, is als een duik in ijskoud water aan het eind van een klamme dag. Het doet bijna pijn, maar het is niet onaangenaam. Herta Müller vindt dat een zin na tien woorden wel zo’n beetje af moet zijn. Als ze iets half beschreven heeft, is het wel weer genoeg. De lezer mag de rest er bij verzinnen.

De mens in Der Mensch ist ein grosser Fasan auf er Welt heet Windisch. Hij is molenaar in een afgelegen Roemeens dorp. Hij wil een paspoort voor zijn vrouw, zijn dochter en zichzelf. Daarmee wil hij naar Duitsland reizen. Het is de tijd van Ceaucescu. Een paspoort krijg je niet zomaar. Zijn dochter moet de paspoorten helpen zoeken in de bedden van mannen die ze kunnen verstrekken. Windisch wil dat niet. Maar hij is nu eenmaal een fazant, een makkelijk doelwit.

Er is in deze novelle werkelijk helemaal niks om vrolijk van te worden. De beschrijvingen en handelingen zijn allemaal kort en afgemeten. Geen enkel karakter verwacht dat het leven eerlijk is, ook Windisch zelf niet. Slikken en doorgaan. Het knappe van Herta Müllers proza is dat ze dit allemaal weet op te roepen zonder het voor de lezer uit te spellen. Als een plens ijswater in je gezicht zonder dat er water aan te pas komt.