Hoe je genen andermans eigendom kunnen zijn

De huidige wetten op intellectueel eigendom maken het onder meer mogelijk dat genen gepatenteerd worden. Zo kan het gebeuren dat je ziekte eigendom is van een bedrijf.

De ziekte van Canavan is een erfelijke aandoening die de zenuwcellen in de hersenen aantast. Kinderen die het betreffende gen krijgen van allebei hun ouders (die zelf de ziekte niet hebben), overlijden doorgaans voor hun vierde levensjaar. Een medicijn is er nog niet, maar er wordt wel naar gezocht. Wie aan die zoektocht wil meedoen, zal daarvoor moeten betalen aan het kinderziekenhuis van Miami, want die heeft patent op het betreffende gen.

‘Maar genen zijn een onderdeel van de natuur, die helemaal niemand zou mogen bezitten’, betoogt dr. David Koepsell. ‘In andere delen van de wereld is het patenteren van genen niet mogelijk, maar in de Verenigde Staten wel, en daardoor is het in de praktijk ook elders afdwingbaar. Twintig procent van de menselijke genen zijn inmiddels eigendom van een bedrijf of organisatie. Ik vind dat dat verboden zou moeten worden.’

Koepsell schreef een boek, ‘Who owns you?’, waarin hij zijn argumenten uiteenzet. Volgens hem moeten genen net als het radiospectrum, zonlicht en lucht beschouwd worden als gezamenlijk bezit. Daar waar schaarste bestaat, kan een overheid monopolies toewijzen, bijvoorbeeld het gebruik van een bepaalde radiofrequentie door één zender, maar in principe heeft iedereen er toegang toe.

Creative commons

Dezelfde filosofie van openheid en brede beschikbaarheid past Koepsell toe op andere onderdelen van het intellectuele eigendomsrecht, zoals software. ‘Software vormt filosofisch een interessant probleem’, vertelt hij. ‘Vroeger sloten bescherming door octrooirecht of door auteursrecht elkaar uit. Een stoommachine was iets anders dan een roman. Bij software overlappen beide vormen van recht elkaar. Dat geeft al aan dat er conceptueel iets fout zit.’

Koepsell wil dan ook naar een nieuwe manier van bescherming van ideeën – de gemene deler van de roman en de stoommachine. Hij ziet meer in private contracten dan wetten waarmee de overheid bescherming afdwingt. Iedere eigenaar van een idee moet dus zelf aangeven onder welke voorwaarden anderen het mogen gebruiken. Die praktijk wint op internet langzaam terrein, met zogeheten ‘creative commons’ licenties, die aan makers van software, teksten of foto’s diverse mogelijkheden bieden om hun eigendom te beschermen.

Het afdwingen van die bescherming blijft overigens een zaak van de auteurs zelf, net als overigens in het octrooi- en auteursrecht. Wie innoveert zal altijd waakzaam moeten blijven als hij niet wil dat een ander met zijn ideeën aan de haal gaat.

Geschreven voor de website van 4TU Ethics, 2009