Olympische Spelen als showcase

Olympische Spelen zijn voor ieder land een gelegenheid om zich van zijn beste kant te laten zien. Zuid-Korea wil graag bekend staan als technologisch vooruitstrevend, dus geeft het ruim baan aan robots en 5G-telecom om goede sier te maken in Pyeongchang. Het geheim: zoveel mogelijk alles zelf doen.

Op het bureau van professor Jun-ho Oh liggen twee cilindervormige voorwerpen. Onderdelen van een motor die hij aan het ontwerpen is. ‘Mijn financiering is voor vijf jaar geregeld en mijn medewerkers moeten onderzoek doen waarover ze kunnen publiceren’, lacht de hoogleraar. ‘Dus neem ik de basistechnologie voor mijn rekening. Die hebben we namelijk ook nodig. De Europeanen, Amerikanen en Japanners hebben die basis al lang. Maar wij zijn pas dertig jaar met techniek bezig en nog altijd aan het inhalen. Daarom moeten we het nu nog hebben van de kleine stappen vooruit.’

Oh verwierf in 2015 wereldwijde faam door met zijn team van het Korea Advanced Institute of Science and Technology (KAIST, ‘het MIT van Korea) een wedstrijd te winnen van DARPA, de onderzoekstak van het Pentagon. De uitdaging was een robot te bouwen die in zo min mogelijk tijd een parcours kon afleggen en onderweg een achttal taken volbrengen die voor mensen relatief eenvoudig zijn, waaronder in en uit een auto stappen, over een oneffen ondergrond lopen, een deur openen en een brandslang aansluiten. Bij een (nucleaire) ramp kunnen mensen dat niet altijd doen, dus een reddingsrobot zou soelaas kunnen bieden.

In totaal namen 25 teams deel aan de wedstrijd, waaraan drie jaar van voorselecties te pas kwamen. Slechts drie teams slaagden erin het parcours te voltooien. Hubo versloeg het veld afgetekend op tijd. De Amerikanen en – belangrijker – Japanners hadden het nakijken. De overwinning was goeddeels te danken aan één slimmigheid: wielen op de knieën. Omvallen was de voornaamste faalreden van de robots. Hubo minimaliseerde het risico daarop door op een vlakke ondergrond door de knieën te gaan. Dankzij de wielen kon hij dan nog steeds vooruit komen, hetgeen bovendien tijdwinst opleverde.

‘Het geheim van Hubo was dat we alles zelf ontworpen hadden’, vertelt Oh. ‘… behalve dus de motoren. Die kwamen uit Japan. Daar willen we verandering in brengen. Hoe minder je de interfaces van verschillende fabrikanten aan elkaar moet knopen, hoe beter.’

Olympisch

Gezien Oh’s staat van dienst was het logisch dat hij benaderd werd om de robot-initiatieven rond de Olympische Spelen te coördineren. Hij pakte de klus met frisse tegenzin aan, want als geen ander weet hij dat een robot bouwen geen sinecure is. Zelfs zijn Hubo valt nog regelmatig om.

‘Er is natuurlijk niks mis met een demonstratierobot’, zegt Oh. ‘Maar als je robots in een operationele omgeving brengt moeten ze het goed doen. Het wordt gênant als mensen filmpjes gaan delen van robots die voortdurend tegen dingen aan botsen of omvallen. Anderzijds, al we alleen bestaande robots tonen tijdens de spelen, heeft het weinig impact. Dus ze moeten wel nieuw zijn. De derde eis is dat de robots echt zinvolle dingen doen voor het publiek. Het zijn tenslotte de Olympische Spelen, niet een robotbeurs.’

Met die drie eisen in het achterhoofd selecteerde Oh een handvol robots. Veiligheidsrobots, waar eerder mee geadverteerd werd, zitten daar niet bij. De technologie daarvoor is nog niet rijp. Bovendien zijn er militaire bezwaren om teveel goede sier te maken met de mogelijkheden van dergelijke robots. Bekend is dat Zuid-Korea robots aan de grens met het noorden uittest. De SGRA-1 kan semi-automatisch gezichten herkennen en erop vuren.

AirStar, de robot van LG op de luchthaven Incheon, spot een potentiële klant

Voor de spelen worden vriendelijker apparaten uitgerold. Op de luchthaven Incheon worden reizigers begroet door een klein legertje robots met spraakherkenning van LG, die de weg kunnen wijzen en meer informatie geven over het vliegveld. Daartussendoor bewegen zich schoonmaakrobots, zoals die ook voor de huismarkt geleverd worden, maar dan groter en in staat complexere omgevingen met meer mensen schoon te houden. Tijdens de Consumer Electronics Show in januari onthulde LG een tweetal broertjes van de vliegveldrobot, die drankjes rondbrengen en koffers dragen. In de aanloop naar de spelen mocht Hubo de Olympische vlam een eindje dragen, net als collega FX-2, een reus van 300 kilo waar een menselijke bestuurder in past.

Skiënde robot

Wat op de Olympische werkvloer aan robots te zien zal zijn, is allemaal relatief eenvoudig. Van sommige, zoals de gidsrobot op Incheon, kun je je afvragen of ze veel toegevoegde waarde hebben. Mensen hebben tegenwoordig immers een gids in hun broekzak.

In een nevenprogramma elders zullen in elk geval wel verrassende robotapplicaties te zien zijn. Tien teams werken op dit moment hard aan robots die een helling af kunnen skiën. Ook komt er een competitie met curlingrobots – misschien minder spectaculair om te zien, maar uit het oogpunt van technologie wel zo uitdagend. De robots moeten niet alleen beheerst kunnen schuiven met de zware stenen, maar ook een strategie hebben om het spel te winnen. Oh: ‘Dit bevindt zich allemaal op studentenniveau, maar leuk wordt het wel.’

Zelf kijkt de hoogleraar al lang voorbij de spelen: ‘Naast het verwerven van de basistechnologie zijn er nog twee onderwerpen die ik als een uitdaging zie. Anders dan de meeste concurrenten werkt Hubo op een hoog niveau, met een goede gebruikersinterface. Daardoor is hij ook bruikbaar voor derden. We hebben er al een aantal verkocht. Maar er moet nog veel verbeteren. In tien procent van de gevallen gaat het namelijk nog fout. Dan bevriest Hubo, of valt hij om. Soms is het een softwarefout, soms ruis op een kabel, soms nog iets anders. Dat moet heel veel beter.’

De derde, echt grote uitdaging is de integratie met kunstmatige intelligentie. ‘Liefst zou ik Hubo een spraakcommando willen kunnen geven: pak dat kopje van tafel’, zegt Oh. ‘Dat lijkt simpel, maar het is niet opgelost. Ja, misschien als het een uur mag duren en er niks in de weg staat. Daar heb ik niks aan. Onderzoekers in de kunstmatige intelligentie denken vaak dat ze klaar zijn als ze het probleem in principe hebben opgelost, maar op dat moment is het praktisch nog verre van bruikbaar. En dat is wel wat mij het meest interesseert: praktische problemen oplossen.’