Flatland van Edwin A. Abbott is een van de raarste romans die ik ooit gelezen heb. De hoofdpersoon is A. Square, een vierkant dat leeft in een tweedimensionale wereld. In het eerste deel leidt hij de lezer rond in zijn samenleving. In het tweede deel bezoekt hij Lijnland, waarvan hij de bewoners voor simpele zielen verslijt omdat ze zich zijn tweedimensionale wereld niet kunnen voorstellen, om zich vervolgens dankzij een bezoeker uit Ruimteland te realiseren dat zijn eigen voorstellingsvermogen ook beperkt is.
De roman hinkt op drie gedachten. Ten eerste is het een satire op de starre gedragsnormen van de Victoriaanse samenleving (het boek dateert uit 1884). In de tweede plaats is het een lesje in geometrie. En tot slot is het een filosofische beschouwing over het menselijke tekort. Abbott studeerde op zijn 23ste cum laude af in de klassieke talen, wiskunde én theologie, en dat klinkt allemaal in het verhaal door. Zijn carrière speelde zich af in het onderwijs en ook dat valt te merken.
Al met al is het moeilijk te zeggen of dit nou een goede roman is. Daarvoor wijkt het teveel af van de standaard, al is hij ergens wel verwant aan Gulliver’s reizen. Het is ook een uitdaging om te lezen als je niet bekend bent met geometrische concepten, vermoed ik. Maar voor wie eens iets totaal anders wil lezen dan een psychologische roman, valt dit zeer aan te bevelen.