Ahmed Bouanani: De kliniek

Toen ik door de grote ijzeren poort van de kliniek liep leefde ik waarschijnlijk nog. Dat dacht ik tenminste, want ik rook op mijn huid de geuren van een stad die ik nooit zou weerzien.

Met die alinea opent De Kliniek van Ahmed Bouanani, een bevreemdende novelle over een man die een schemerwereld betreedt met dolende bewoners die zelf ook niet goed weten waar ze terecht zijn gekomen. Onwillekeurig moest ik denken aan Lincoln in the Bardo, dat ik hiervoor las. In dat laatste boek ging het om een voorportaal van de dood, in De kliniek is er, nou ja, een kliniek, maar het blijft volstrekt onduidelijk wat de bewoners mankeren. In beide gevallen komen meerdere stemmen aan bod met ieder hun eigen duiding van de situatie waarin ze zich bevinden.

Plot

Het grote verschil is dat De kliniek geen noemenswaardige plotontwikkeling kent. Er gebeuren wel dingen, maar zoals de ik-figuur zegt, de tijd verstrijkt nauwelijks en nog op een onregelmatige manier ook. Bouanani (1938-2011), die vooral bekendheid geniet als filmregisseur, laat zijn lezers deinen op sfeerbeelden, omineuze gebeurtenissen, jeugdherinneringen en nachtmerries waarin de dood nooit ver weg is.

Voor mij werkte dat uiteindelijk niet. Het is mooi geschreven, goed vertaald ook, maar ik miste na die prachtige eerste alinea een even sterke slotalinea die het verhaal afrondt. Het mag open eindigen, uiteraard, maar nu bekroop mij het gevoel dat de novelle net zo goed bij het vorige hoofdstuk had kunnen eindigen, of nog een poosje doorgaan.