Thomas Mann: Der Zauberberg

In een vlaag van overmoed nam ik mij voor om deze zomer Der Zauberberg van Thomas Mann, 1100 pagina’s Duits dus, te lezen. Het lukte. Maar daarmee is alles wel zo’n beetje gezegd. Ik heb me erdoorheen geworsteld en soms een beetje gesmokkeld als de blaaskaken Settembrini en Naphta weer eens in een oeverloos twistgesprek belandden. Dit hoogtepunt in de wereldliteratuur valt voor mij in dezelfde categorie als Anna Karenina en Madame Bovary. Zo’n verhaal waar je voortdurend de hoofdpersoon een schop onder z’n kont wil geven om op te houden met de aanstelleritis.

De hoofdpersoon op de toverberg heet Hans Castorp, die voor drie weken zijn neef Joachim gaat bezoeken in een luxe sanatorium, dat wordt gerund door twee kwakzalvers met een artsendiploma. De patiënten worden bezig gehouden met vijf maaltijdmomenten per dag en ‘ligkuren’. Er zijn echte zieken en mensen die het wel goed uitkomt dat iemand ze ziek noemt. In de laatste categorie valt Hans, een 23-jarige puber, die met een verkoudheid wordt gediagnostiseerd en dan zeven jaar blijft hangen.

Allegorie

Natuurlijk is de allegorie opzichtig. Hans is de jongeling die zichzelf een levenshouding moet verwerven. De karakters om hem heen representeren diverse waarden in het leven. Settembrini en Naphta zijn de respectievelijk humanistische en reactionaire filosofen die voor de reflectie zorgen. Joachim is het toonbeeld van plichtsgetrouwheid, madame Chauchat staat voor de erotische verleiding. Mynheer Peeperkorn is de levensgenieter. Het probleem is dat een allegorie niet vanzelf een levensecht karakter is.

Alleen madame Chauchat, een Russin die haar ‘ziekte’ gebruikt om in alle vrijheid te kunnen reizen, kon op mijn interesse rekenen. Vermoedelijk onbedoeld, want wat Thomas Mann verder allemaal aan wetenswaardigheden over ‘de vrouwen’ inbrengt is misogyne humbug. Clawdia Chauchat (ja, dat staat voor ‘hot pussy’) mag dan ook niet meedoen in de filosofische discussies die men in haar bijzijn voert. Maar ondanks het dierlijke dat ze geacht wordt te representen, is ze wel het meest (emotioneel) volwassen personage van de roman. Ze ziet Hans dan ook als enige aan voor wat hij is, een jongetje, niet een man.

Waaghals

Valt er dan helemaal niets te genieten? Gelukkig wel. Met name op de momenten dat het verhaal de luchtige toon heeft van de novelle die Mann oorspronkelijk wilde schrijven als tegenhanger van Dood in Venetië. De scènes met madame Chauchat zijn spits. Een hilarisch hoogtepunt is het bezoek van Hans’ oom James, die komt kijken hoe het met zijn neef staat. De artsen proberen hem een langer verblijf aan te smeren, waarop hij spoorslags zijn biezen pakt.

De beroemde sneeuwdroom is inderdaad mooi en vol betekenis, maar om daar te belanden maakt Thomas Mann van de bedeesde Hans Castorp ineens een waaghals die zichzelf leert skiën en dan in zijn eentje een tocht door het hooggebergte maakt. Ook volstrekt bezijden de karakters is het pistoolduel van beide filosofen. Samenvattend: Der Zauberberg is een literaire prestatie van formaat, maar een goede roman vond ik het niet.