Anjet Daanje: Het lied van ooievaar en dromedaris

Het lied van ooievaar en dromedaris, de alom gelauwerde roman van Anjet Daanje, laat zich op meerdere niveaus lezen. Gelukkig maar, want wie het echt helemaal wilt doorgronden heeft een ingewikkelde puzzel te leggen. Ik ga dat hier niet allemaal uitanalyseren, maar alleen kort uitleggen hoe ik het lees.

Daanje jaagt de lezer de roman in met een beeldende, gruwelijke scène waarin een vrouw de echtgenote van een predikant moet afleggen die in het kraambed gestorven is. De overledene is de moeder van Eliza May Drayden, de hoofdpersoon van de roman (althans, dat wil de uitgever u laten geloven). Eliza May en haar zus Millicent vergaren later faam als schrijfsters. Een derde zus, Helen, overlijdt op jongere leeftijd. Millicent trouwt met de opvolger van haar vader in de pastorie. De door de dood geobsedeerde Eliza May trekt met tegenzin bij het echtpaar in.

De eerste helft van de roman, de delen 1 tot en met 6, volgt hun levens uit diverse perspectieven. Omdat haar tijdgenoten weinig over Eliza May weten, laten de vertellers veel te raden over voor de lezer. Mooie levensgeschiedenissen zijn het, die je ook zelfstandig kunt lezen. Door de delen heen loopt een detective-element, bijvoorbeeld het raadsel wat er na haar dood gebeurd is met het lichaam van Eliza May. Nog een laag dieper ligt de speurtocht naar de verhouding tussen de zussen onderling en met de echtgenoot. Zonder iets weg te geven: let goed op terugkerende hints, zoals de tabellen in het aantekenboekje van Eliza May of boterhammen met bramenjam. Deze roman doet een groot beroep op de alertheid van de lezer.

Indrukwekkend

In de delen 7 tot en met 11 (die ik af en toe wat te breedsprakig vond) drijft het verhaal ogenschijnlijk weg van de gezusters Drayden. Het zijn andere verhalen, in andere tijdsgewrichten, maar deel 9, bijvoorbeeld gaat over de symbiotische verhouding tussen twee Duitse zussen, van wie de één trouwt en de ander in huis neemt. In deel 8 nemen twee Franse zussen pianoles, net als de Draydens. In het laatste deel, over een stel op het Groningse platteland, zijn de Draydens helemaal buiten beeld, maar volgt wel degelijk de ontknoping van het Victoriaanse drama waarmee het 600 pagina’s eerder begon.

Daanje is van oorsprong wiskundige en dat merk je. Niet alleen aan de ingewikkelde vertelconstructie, maar vooral aan haar omgang met de karakters. Die zijn als de variabelen in een functie. De karakters zijn abstracties die op verschillende momenten andere namen krijgen, zoals een variabele andere waarden kan krijgen. Onveranderlijk is de functie die de verhoudingen tussen variabelen bepaalt.

Er valt nog veel meer te vertellen over deze roman. De dwingende vertelstel bijvoorbeeld (niks show don’t tell). Of de boekfragmenten en poëzie waarmee ieder van de elf delen mee begint. Mij is ongetwijfeld nog van alles ontgaan – ik heb het gewoon voor mijn plezier gelezen, niet om er studie van te maken. Maar indrukwekkend was het absoluut. Eenzame hoogte.