James Joyce: Ulysses

Voorin mijn exemplaar van Ulysses stond een inleiding van tachtig bladzijden, die uitlegde hoe baanbrekend, briljant en ingenieus deze roman was. Dat werkte bij mij averechts. Toen de roman begon had ik Psycho Killer in mijn hoofd: You’re talking a lot, but you’re not saying anything. Dat ging niet meer voorbij. “Nog steeds zijn wetenschappers verdeeld over de vraag of Ulysses een overschat stuk egotripperij of een absoluut meesterwerk is”, zegt Wikipedia. Ik neig naar het eerste.

Inhoudelijk stelt het boek niks voor. Leopold Bloom loopt een lange dag door Dublin, komt mensen tegen, babbelt, maakt wat triviale dingen mee. Terugkerende thema’s zijn de Ierse onafhankelijkheid, seks en Shakespeare. Dat de handeling niettemin slecht te volgen is, komt door het verhullende taalgebruik. Ieder hoofdstuk heeft een eigen stijl, die in de loop van het boek steeds minder toegankelijk wordt – en heel veel woorden nodig heeft om zijn punt te maken.

Vakmanschap

Stilistisch is het weliswaar niet toegankelijk, maar bij vlagen wel briljant. Er is bijvoorbeeld een hoofdstuk waarin Joyce geleidelijk al het Engelse taalgebruik vanaf de middeleeuwen tot de moderne tijd laat passeren. Echt lekker leest dat niet, maar het is een indrukwekkend vertoon van taalkundig vakmanschap. Alleen lees ik geen romans om 900 pagina’s lang een schrijver die zijn knappe kunstjes vertoont tot me te nemen.

Enfin, ik heb er geen spijt van. Het is een boek dat je als schrijver gelezen moet hebben. Maar wanneer je zoals ik het boek wilt lezen in plaats van minutieus bestuderen kun je beter een gids bij de hand houden. Ik heb veel gehad aan Ulysses Guide om me na ieder hoofdstuk even bij te lichten. En het is sowieso beter te doen dan Finnegan’s Wake.