Maria Dermoût: De tienduizend dingen

De tienduizend dingen is het belangrijkste boek van de bijna vergeten schrijfster Helena Anthonia Maria Elisabeth Dermoût-Ingerman. Indertijd (1955) werd het geroemd, zelfs in het Engels vertaald. Time Magazine vergeleek haar met Hemingway. De gloriedagen van de roman zijn voorbij, maar ze is er nog wel.

Daarmee is direct ook het thema van de roman zelf aangekaart, die zich afspeelt op Ambon in de koloniale tijd aan het begin van de twintigste eeuw. Het toneel is een oude, vervallen plantage, De tuin Kleyntjes, waar een achtergebleven oude dame mijmert over de zielen die op het landgoed rondwaren. De roman bestaat deels uit losse verhalen over de lotgevallen van de gestorvenen: een Schotse professor, een Makassaarse matroos, een lokale lichtekooi, drie kleine meisjes uit het voorgeslacht. Aan het eind komen allen samen op een lyrisch feest der nostalgie. De roman is in vele opzichten een ghost story, zoals die in de negentiende eeuw populair waren.

Maar daar gaat hiet niet om. De kracht van de roman zit niet in het plot, maar in de sfeertekening. Met een bewonderenswaardige stilistische beheersing tekent Maria Dermoût het eiland, de natuur, de mensen, de vergankelijkheid, de overweldiging. Een machtig portret van iets dat is verdwenen. Bij vlagen, vooral als het koloniale systeem zich even naar voren dringt, voelt het boek gedateerd aan. Maar het schrijverschap van Maria Dermoût staat recht overeind.