Aanbevolen romans en novellen

Heinrich Mann: Professor Unrat

Professor Unrat, de roman van Heinrich Mann, is vooral bekend van de verfilming met Marlene Dietrich in de hoofdrol, onder de titel Der blaue Engel. Een terechte wisseling van perspectief, want ook in de roman is Rosa Fröhlich eigenlijk een interessanter personage dan de professor uit de titel, een pedante leraar klassieke talen in een Duits provinciestadje. Waar de leraar monkelt over de privileges die hem naar zijn idee onthouden worden, knokt Rosa zich door het leven.

Enfin, ik ga niet als de duizendste recensent het verhaal navertellen. Laat ik volstaan met zeggen dat ik het tweede deel, waarin Unrat en Rosa partners in crime worden, interessanter vond dan het eerste, waarin hij haar als een soort zedeprediker aanspreekt. Het leest, ook in het Duits, lekker weg, maar Heinrich Mann heeft niet de diepgang en scherpte van zijn jongere broer Thomas.

Anjet Daanje: Het lied van ooievaar en dromedaris

Het lied van ooievaar en dromedaris, de alom gelauwerde roman van Anjet Daanje, laat zich op meerdere niveaus lezen. Gelukkig maar, want wie het echt helemaal wilt doorgronden heeft een ingewikkelde puzzel te leggen. Ik ga dat hier niet allemaal uitanalyseren, maar alleen kort uitleggen hoe ik het lees.

Daanje jaagt de lezer de roman in met een beeldende, gruwelijke scène waarin een vrouw de echtgenote van een predikant moet afleggen die in het kraambed gestorven is. De overledene is de moeder van Eliza May Drayden, de hoofdpersoon van de roman (althans, dat wil de uitgever u laten geloven). Eliza May en haar zus Millicent vergaren later faam als schrijfsters. Een derde zus, Helen, overlijdt op jongere leeftijd. Millicent trouwt met de opvolger van haar vader in de pastorie. De door de dood geobsedeerde Eliza May trekt met tegenzin bij het echtpaar in.

Lees verder Anjet Daanje: Het lied van ooievaar en dromedaris

Thomas Bernhard: Wittgensteins Neffe

Thomas Bernhard, deels opgegroeid in Rotterdam, was het enfant terrible van de Oostenrijkse literatuur. Hoeveel prijzen zijn landgenoten hem ook gaven, hij bleef hen haten. Maar goed, Bernhard haatte zo’n beetje alles en iedereen. Een van de uitzonderingen was Paul Wittgenstein, een zonderlinge neef van de bekende filosoof. Over die vriendschap schreef Bernhard Wittgensteins Neffe.

De vertelling begint veelbelovend met beide protagonisten op een steenworp van elkaar in hetzelfde ziekenhuis, maar niet in staat elkaar te bezoeken. Daarna begint Bernhard terug te kijken op hun vriendschap, waarin kankeren op anderen een belangrijke rol blijkt te spelen. Enfin, het is allemaal virtuoos opgeschreven, maar ik werd nogal moe van deze Waldorf en Statler van de Weense theaterwereld, die een eind om zich heen slaan om maar niet teveel aan introspectie te hoeven doen.

James Baldwin: Go tell it on the mountain

Go tell it on the mountain van James Baldwin is andere koek dan If Beale Street could talk, dat ik eerder deze week las. Dit is een vader-zoondrama dat zich grotendeels afspeelt tijdens één kerkdienst in Harlem.

Terwijl de veertienjarige Johnny in vervoering raakt, laten zijn vader, moeder en tante hun levens aan zich voorbijgaan in de kerkbanken. Hoewel Johnny de hoofdpersoon van het verhaal is, draait het grotendeels om zijn vader Gabriel, een prediker die gebukt gaat onder zondes die hij voor zichzelf probeert goed te praten. Hij deed me denken aan de whisky-priester uit Graham Greens The power and the glory, ook zo’n formidabel, getormenteerd karakter. Een ploert, maar toch een met wie je meeleeft.

Kortom, dit is een indrukwekkende debuutroman over schuld en boete. Je moet, denk ik, wel enigszins bijbelvast zijn om werkelijk te begrijpen wat er in de vier hoofdrolspelers omgaat.

James Baldwin: If Beale Street could talk

If Beale Street could talk is een (verfilmde) klassieker. James Baldwin vertelt het verhaal van de zwangere Tish, die in het Harlem van de jaren zestig probeert haar verloofde Fonny vanachter de tralies te krijgen. Hij zit vast op verdenking van verkrachting, omdat hij de enige zwarte was in de line-up van verdachten die de politie organiseerde. Gaandeweg wordt duidelijk waarom de politie het op Fonnie gemunt heeft.

Baldwin is een topauteur, dus personages en setting komen prachtig naar voren in de roman. Maar naar mijn smaak was het toch te sentimenteel. Dat hoort een beetje bij dit soort sociaal realisme, dat de karakters neerzet als slachtoffer van een onrechtvaardige samenleving. Geheel conform de realiteit van het tijdperk, maar als roman vond ik het daarom een beetje te schematisch en voorspelbaar.

Elizabeth Strout: Oh William!

Lucy Barton, de hoofdpersoon van Oh William! door Pulitzerprijswinnaar Elizabeth Strout, is zo’n oudere vrouw die met twee wijntjes op tijdens een feestje naast je komt zitten en over haar leven begint te vertellen. Strout zet haar volkomen overtuigend neer, wat zonder meer een prestatie is. Het is werkelijk niet eenvoudig om een roman lang een vloeiende conversatiestijl vast te houden.

Als er oeverloos tegen je aan gebabbeld wordt, mag je hopen dat het een beetje interessant is. Lucy is met haar ex naar het platteland van Maine geweest op zoek naar zijn roots en heeft daar niet bijster veel beleefd behalve dat ze over van alles en nog wat gemijmerd heeft. Dat kun je interessant vinden. De jury van de Booker Prize 2022 vond van wel. Ik vond van niet.

Percival Everett: The trees

The Trees van Percival Everett, vorig jaar op de shortlist van de Booker, begint als een moordmysterie. Iemand heeft het voorzien op leden van de Klu Klux Klan in Money, Mississippi, een gehucht dat vooral bekend is om een geruchtmakende lynchmoord in 1955. Naast de directe slachtoffers, nazaten van de moordenaars uit 1955, wordt ook steeds het lijk van een zwarte man gevonden. Dezelfde zwarte man, die telkens verdwijnt uit het mortuarium.

De lokale sheriff is niet blij met de (zwarte) FBI-agente die erop af gestuurd wordt en ingewikkelde vragen stelt. Het is immers zonneklaar dat de zwarte man de dader is, want als er een witte man dood is, dan heeft de dichtstbijzijnde zwarte het gedaan. Hoe die dat voor elkaar gekregen heeft terwijl hij zelf ook dood is, is het op te lossen raadsel.

Percival Everett hanteert een nonachalante stijl om het racisme in de zuidelijke staten aan de orde te stellen, met veel (flauwe) humor. Tot iets over de helft van het boek werkt dat goed. Daarna begint Everett zich te vertillen. Om de wijdverspreide lynchpraktijken te spiegelen voert hij complete legers zwarte zombies op die door het hele land witte supremacisten over de kling te jagen, tot in het Witte Huis toe. De zeggingskracht van het verhaal wordt er niet beter op – en dat is jammer.

Raymond Chandler: The big sleep and other novels

The first time I laid eyes on Terry Lennox he was drunk in a Rolls-Royce Silver Wraith outside the terras of The Dancers. Met die prachtzin begint ‘The long goodbye’, de laatste van drie thrillers van Raymond Chandler in de bundel die ik las. Dankzij de verfilming met Humphrey Bogard en Lauren Bacall is ‘The big sleep’ de bekendste, maar de eerstgenoemde is verreweg het best, omdat het plot veel zorgvuldiger is opgebouwd.

Lennox wordt door Philip Marlowe, Raymond Chandlers detective in alle drie de romans, van straat geraapt nadat diens echtgenote is weggereden. Later vermoordt Lennox zijn vrouw en zet Marlowe, overtuigd van zijn onschuld, hem op het vliegtuig naar Mexico, waar hij alsnog een betekentenisbrief schrijft en zelfmoord pleegt. De zaak is daarmee klaar, maar waarom vinden ongure en rijke types het vervelend dat Marlowe toch zijn neus erin blijft steken? Halverwege het verhaal begint een schijnbaar totaal ongerelateerde zaak te spelen, waarvan je gaandeweg doorkrijgt dat je – als je even slim geweest was als Marlowe – meteen had kunnen weten dat het stonk.

Enfin, het is een thriller, dus ik ga niets verklappen, maar ik heb mij uitstekend vermaakt met ‘The long goodbye’, dat bij vlagen ook een cynisch commentaar op de Amerikaanse samenleving is. ‘The big sleep’ is aardig, maar zit in sfeer en tempo nog heel dicht tegen het tien jaar oudere The Maltese Falcon aan. ‘Farewell, my lovely’ vond ik slecht (en nogal racistisch).

Friedrich Delius: Die Birnen von Ribbeck

De peren van Ribbeck zijn het onderwerp van een bekend romantisch gedicht van de Duitse dichter Theodor Fontane (1819-1898), en als afgeleide van een novelle van Friedrich Christian Delius. Ribbeck ligt een eindje van Berlijn en het is niet voor niets dat het verhaal zich vlak na de val van de Muur afspeelt, als het dorp overspoeld wordt door toeristen voor wie de plek niks meer is dan de locatie van het gedicht.

In een zin van zeventig pagina’s laat Delius een boer aan het woord die duidelijk maakt dat er zoveel meer gebeurd is in Ribbeck, alleen al in zijn leven, eerst de nazi’s, toen het rode leger, daarna het communistisch regime. Je moet er een beetje tegen kunnen, zo’n niet-chronologische litanie over de geschiedenis, uitmondend in een angstig toekomstperspectief: wat gaat de hereniging van Duitsland ons brengen? Het is een mooie, knappe novelle, maar de scholieren die het boek vanwege de geringe omvang op hun lijst zetten, krijgen het flink voor hun kiezen vanwege de minder toegankelijke stijl en de hoge dichtheid aan ideeën.

Pé Horst – Tako Tsubo

Tako Tsubo (de titel is ontleend aan een hartaandoening) volgt docent Daniel van der Craets en twee van zijn leerlingen, de pestkop Abel en diens slachtoffer Maurice. De vierde hoofdpersoon in deze debuutroman van Pé Horst (een pseudoniem) is de stad Rotterdam, in het bijzonder de beeldengalerij aan de Westersingel.

Daniel worstelt met zijn leerlingen, die op Maurice na weinig belangstelling kunnen opbrengen voor de Franse taal, en met zijn ouders, die vanuit hun strenge geloof niets willen weten van zijn homoseksualiteit – althans, zo lijkt het. Maurice concentreert zich op zijn terrarium vol mieren over wie hij heer en meester is, terwijl Abel zijn nachten clandestien doorbrengt in een bouwkeet, nadat hij het huis van zijn vader onvlucht is. Drie eenzame mensen die op hun eigen manier zoeken naar troost en die niet vinden. Auteur Pé Horst valt niet in de sentimentele valkuil om alles tot een goed einde te willen brengen. De stad is meedogenloos voor haar kwetsbare inwoners.

Tako Tsubo is bepaald niet de slechtste debuutroman die ik de afgelopen jaren gelezen heb, zeker niet als je in aanmerking neemt dat hij in eigen beheer is uitgebracht. De roman valt een beetje in hetzelfde gat als zijn hoofdpersoon: te religieus voor een algemene uitgeverij, te gay voor een christelijke. Daardoor heeft professionele redactie ontbroken en dat lees je met name in de schrijfstijl terug. Hopelijk komt er een tweede roman die meer aandacht krijgt, zowel voor als na publicatie.