Aanbevolen romans en novellen

De onzichtbare jongen

1576

Met ‘De onzichtbare jongen’ las ik voor het eerst in tijden weer eens een roman van Bernlef. Het gaat over de vriendschap aan het eind van de jaren veertig tussen twee schooljongens, Wouter van Bakel en Max Veldman. Max is de ‘odd one out’ van de twee, met zijn fotografische geheugen en obsessie met windsnelheden.

Het boek is met name geslaagd als sfeertekening van Amsterdam vlak na de oorlog, een periode die literair in het niemandsland ligt tussen de oorlog zelf en de jaren vijftig. Het tweede deel van het boek, waarin Wouter en Max elkaar onder bijzondere omstandigheden jaren later weer treffen, is minder geslaagd. Het slot is zelfs larmoyant te noemen.

Maar wat me vooral teleurstelde waren de stilistische slordigheden. Bernlef heeft naam gemaakt met karig gebeiteld proza in ‘Sneeuw’ en ‘Onder ijsbergen’, maar hier babbelt hij er lustig op los, in zinnen met teveel stoplappen en gemeenplaatsen. Een voorbeeld:

“En toen kwam het moment waarop ik voor het eerst onder de elf seconden liep. Dat gebeurde op een septemberdag in Amersfoort.” Daar had moeten staan: “Op een septemberdag in Amersfoort liep ik voor het eerst onder de elf seconden.” De strakke Bernlef van dertig jaar geleden had dat nooit laten gebeuren.

Haïti als decor voor een tragikomedie

1389

Haïti in de dagen van Papa Doc. Drie mannen, Brown, Smith en Jones, komen met de boot aan in Port-au-Prince. De eerste is een verlopen hoteleigenaar, de tweede een idealistische vegetariër en de derde een allround avonturier – althans, zo doet hij zich voor.

Ziedaar de premisse van Graham Greene’s roman The Comedians. De drie komen elk op hun eigen manier in aanraking met het regime en verliezen in de loop van het verhaal hun illusies. De dictatuur en haar agenten spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van het plot, maar de roman gaat eigenlijk niet over Haïti. Dat is slechts het decor voor een tragikomedie.

Brown, de verteller, is teruggekeerd voor zijn gedoemde relatie met de vrouw van de Britse ambassadeur, niet voor zijn hotel zonder gasten. Hij neemt wel Smith en diens vrouw onder zijn hoede, een tweetal wier optimisme en naïviteit wonderbaarlijk opgewassen blijkt tegen de corrupte werkelijkheid. Jones gaat zijn eigen gang, maar belandt uiteindelijk ook wanhopig op Browns stoep.

The Comedians is een van Greene’s betere romans, een beetje in de lijn van het bekendere The honorary consul, ook over westerlingen die zich in een vreemd land in de nesten werken. Pap Doc was het er niet mee eens. Hij schreef een vernietigende recensie en Greene was niet meer welkom op het eiland. Ook een reden om dit boek te lezen.

De avonturen van Kavalier en Clay

Josef Kavalier is een joodse ontsnappingskunstenaar die aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog Praag ontvlucht. Hij belandt in New York, bij zijn neef Sam Clay. Samen verzinnen ze The Escapist, een superheld die het opneemt tegen de nazi’s.

Zo begint The amazing adventures of Kavalier en Clay van Michael Chabon, die ik eerder al had leren kennen als een heerlijke verhalenverteller. Het is zo’n boek dat je liefst in een ruk zou uitlezen, ware het niet dat het 650 bladzijden telt. Joe en Sam worden succesvol, verliezen hun geld weer, zijn (on)gelukkig in de liefde – twee verbonden levens trekken voorbij. En dan zijn ze aan het eind van het boek nog geen veertig. Er zijn zoveel open eindjes dat er rustig een vervolg zou kunnen verschijnen.

Een psychologische roman is het niet, en ondanks Joe’s angsten over zijn achtergebleven familie in Praag, gaat het ook niet over de oorlog. Het heeft alle trekken van een avonturenroman – zeker het nogal uit de toon vallende hoofdstuk over Joe’s tijd als soldaat op Antarctica – maar dat klinkt dan weer te oppervlakkig. Ook dit tweede boek dat ik van Chabon lees, kruipt weer briljant tussen de genres door. Dat op zich is al een verbluffende prestatie. Op naar nummer drie.

Verhaal en film als een labyrinth

1356

Alain Robbe-Grillet is een van de grondleggers van de ‘nouveau roman’, las ik op de achterflap van ‘In the labyrinth’, dat ik in eerste instantie opgepakt had vanwege het fraaie ontwerp. In tweede instantie sprak het onderwerp me aan: een soldaat op de vlucht zwerft door een labyrintisch stadje, op zoek naar degene bij wie hij een pakje moet afleveren.

Het boek bleek een mix van impressies en flarden van een verhaal, vol herhalingen en associaties. Moeizaam om te lezen, maar wel heel intrigerend. Veel gebeurt er niet. De soldaat zwerft en komt wat mensen tegen, maar niet degene die hij zoekt. Het sneeuwt aan een stuk door. De spanning loopt op, want de vijand nadert en voor die tijd moet hij echt van dat pakje af.

Al lezende kreeg ik associates met twee films van Alain Resnais, Hiroshima mon amour en vooral L’année dernière à Marienbad, die even hypnotiserend en onnavolgbaar waren. Het scenario van de laatste blijkt van Robbe-Grillets hand. Curieus hoe je een vertelstijl in twee media kunt herkennen, al is het verder niet bijzonder aan mij besteed.

Een bizarre expeditie in Liberia

1352

In 1935 dacht Graham Green, nog niet eerder buiten Europa geweest, dat het een goed idee was om zonder kaart of plan door de bush van Liberia te trekken. En daarbij zijn nicht Barbara mee te nemen. De bizarre expeditie boekstaafde hij in Journey without maps.

Het eerste waar je je over verbaast is hoeveel bagage het duo meeneemt. Ingeblikt eten voor de hele reis, een grote krat whisky, draagmatten om zelf niet te hoeven lopen. Een hele karavaan trekt in het kielzog van de twee Europeanen door het oerwoud, over paadjes van een voet breed of zo, want meer infrastructuur was er niet.

Ze passeren dorpjes, krijgen te maken met een opstand onder de dragers, worden behoorlijk ziek, zien allerlei curieuze gebruiken en komen enkele kleurrijke karakters tegen – kortom alles wat je op een toeristische tochtje zoal voor de kiezen krijgt. Alles met grote vaart opgeschreven, maar ‘bizar’ is toch het sleutelwoord dat na afloop blijft hangen.

Gide in de schaduw van Nietzsche

1339

Terwijl zijn vrouw op sterven ligt, verkent een man compulsief zijn seksualiteit. Dat is ongeveer het plot van Komt een vrouw bij de dokter, maar ook van L’immoraliste, de klassieker van André Gide, die bij verschijning in 1902 een stevig schandaal veroorzaakte.

Hoofdpersoon Michel trouwt uit respect voor zijn vader met de aantrekkelijke Marceline, maar eigenlijk voelt hij zich meer aangetrokken tot jonge mannen. Hoewel hij oprecht van Marceline houdt en zich ook schuldig voelt dat hij haar verwaarloost, trekt hij steeds intiemer op met de jongens in zijn omgeving, in Tunesië en Frankrijk. Gide beschrijft Michels zoektocht naar zijn seksuele identiteit, die sterke autobiografische elementen bevat, nauwgezet.

Vanwege het indertijd heersende taboe op homoseksualiteit is de zoektocht ook een (im)morele aangelegenheid. Vandaar de titel. Nietzsche drukt een zware stempel op de redeneringen in het boek, dat op de moderne lezer daarom bij tijd en wijle nogal pretentieus overkomt. Dat heb je met Kluun dan weer niet.

Verontrustende Ishiguro

Natuurlijk vraag je je op de eerste bladzijde van ‘Never let me go‘ van Kazuo Ishiguro af wat de 31-jarige hoofdpersoon Kathy precies bedoelt, als ze zegt dat ze een zorger is, wier donoren het zo ontzettend goed doen. Maar dan begint ze te vertellen over haar jaren op de luxe kostschool Hailsham, en haar vrienden Ruth en Tommy.

Pas honderd bladzijden verder begrijp je wat die kostschool is en waarom geen van de kinderen er ouders hebben en de hoeders zo geheimzinnig doen. Er ontrolt zich een verontrustend verhaal, waarin de kwetsbaarheid van het leven voortdurend door de puberbeslommeringen heen schemert.

Ishiguro is geen groot stylist. De manier waarop hij consequent scènes aan elkaar praat met kleine flash forwards, is zelf irritant te noemen. Maar hij bezit de gave om je morele verontwaardiging te voeden met een precieze dosering van informatie over het lot dat Kathy, Ruth en Tommy te wachten staat.

‘Never let me go’ is een moeilijk te plaatsen boek. Het is een Bildungsroman, maar ook een horrorstory, een morele parabel en een toekomstvisie. In ieder geval literatuur op de hoogste trede.

Popol Vuh

1330

Met al dat gedoe over Maya’s dezer dagen, besloot ik eens een boek uit de kast te halen dat ik twee jaar geleden uit Mexico meenam: Popol Vuh, the sacred book of the ancient Mayas-Quiché. Deze geschiedenis van de Quiché-stam is vlak na de Spaanse verovering van Guatemala geschreven in het Latijnse schrift en mede daardoor miraculeus bewaard gebleven.

De eerste heflt van het boek vertelt universele verhalen over hoe de goden de wereld schiepen en jonge helden het kwaad versloegen. De tweede helft gaat over de komst van het Quiché-volk ‘over de zee uit het oosten’ naar hun huidige land in Guatemala, waar ze de plaatselijke bevolking massaal over de kling joegen – waardoor je onmiddellijk begrijpt waarom de Spanjaarden weinig moeite hadden met het vinden van bondgenoten om de macht van de Quiché te breken.

De Popol Vuh is, zoals veel mythische teksten, behoorlijk ondoorgrondelijk. Er wordt veel context bekend verondersteld. Zonder voetnoten valt er weinig van te bakken. Die obscure teksten stellen iedereen in staat ermee aan de haal te gaan en bijvoorbeeld te veronderstellen dat de Maya’s de verloren stammen van Israel zijn, terwijl ‘de zee uit het oosten’ waarschijnlijk gewoon de Golf van Honduras was. Je moet ook niet uitsluiten dat schijnbaar bijbelse referenties erin geslopen zijn doordat de auteurs tot het christendom bekeerde Quiché waren.

Hoe dan ook, voor de nuchtere lezer is Popol Vuh een fascinerend boek puur omdat het een inkijkje geeft in de mindset van de Quiché, wier cultuur vrijwel geheel draaide om het offeren van mensen aan de oppergod Tohil.

Jeugd van Coetzee

1318

Romans met een computerprogrammeur in de hoofdrol, ik mag ze graag lezen, dus zeker als ze van de hand van John Coetzee zijn. Youth gaat over de jonge Zuid-Afrikaan John die aan het eind van de jaren vijftig zijn vaderland ontvlucht. Vanuit Londen zal hij de wereld gaan veroveren als dichter.

Het loopt allemaal net iets anders. Om geld te verdienen laat John zich omscholen tot programmeur, een beroep dat slecht compatibel blijkt met de poëzie. In plaats van hartstochtelijke liefde vindt hij meisjes die zich aan hem geven omdat ze even niets beters kunnen vinden. Steeds harder wordt John geconfronteerd met zijn eigen beperkingen.

Youth is niet Coetzees sterkste roman, maar de voor hem kenmerkende desillusie is ook hier weer de rode draad van een bijtend verhaal. Ik heb het geloof ik al vaker gezegd over Coetzees werk: stof om over na te denken, maar vrolijk word je er niet van.

La condition humaine

1307

‘La condition humaine’ van de Franse auteur, verzetsstrijder en minister André Malraux speelt zich af in het Shanghai van 1927. De hoofdpersonen Kyoshi Gisors en Ch’en Ta Erh geven elk hun eigen invulling aan de communistische revolutie die in de lucht hangt. Kyo is een ideoloog en organisator die wapens probeert te regelen, Ch’en een zelfmoordterrorist die hoopt door zijn voorbeeld anderen te inspireren.

In het eerste deel van de roman wordt er wat romantisch gefilosofeerd en vergaderd. Pas in de tweede helft, als de revolutionaire spielerei plaats maakt voor een zaak van leven of dood, krijgt het boek de urgentie die het de status van klassieker bezorgd heeft.

Hoewel duidelijk is waar zijn sympathie ligt, houdt Malraux afstand tot zijn karakters. Ook Ferral, de grootkapitalist die zijn belangen in Indochina met intriges verdedigt, is een trieste figuur die aan het eind alles kwijt raakt. Dit is het lot van de mensheid volgens Malraux: er zijn geen winnaars.