Aanbevolen romans en novellen

De vrouwen van Pamuk

489

‘Het zwarte boek’ is de vijfde roman van Orhan Pamuk die ik lees en de derde waarin de hoofdpersoon op zoek gaat naar een vrouw die ingewijd lijkt te zijn in geheimen waar hij geen weet van heeft. Dat kun je wel een patroon noemen, vind ik. De andere twee zijn overigens ‘Het nieuwe leven’ en ‘Sneeuw’.

Over sneeuw gesproken: dat doet het in ‘Het zwarte boek’ ook, overvloedig zelfs, terwijl de hoofdpersoon door Istanbul zwerft en langzaamaan een andere identiteit krijgt – ook een thema dat in Pamuks werk regelmatig terugkeert. ‘Het witte kasteel’ ging erover en ‘Mijn naam is karmozijn’ tot op zekere hoogte ook.

Niet dat je Pamuk een formuleschrijver kunt noemen, want ook ‘Het zwarte boek’ is weer uniek in zijn zoektocht, waarin het sufisme een belangrijke rol speelt. Bij mij roept het associaties op met Salman Rushdie’s eersteling ‘Grimus’, een nogal hermetisch boek dat ook een zoektocht is die zwaar leunt op het oude Perziche verhaal ‘De samenkomst van de vogels’ van Nuruddin Attar. Kortom: aanbevolen.

Valt Jan Wolkers nog te redden?

422

“Als christenen nu eens net zo authentiek waren in het geloof als niet-christenen in hun ongeloof, dan zou er veel gewonnen zijn.” L.W. van der Meij, predikant van de christelijk-gereformeerde kerk te Driebergen, neemt het in het Reformatorisch Dagblad op voor Jan Wolkers.

“In de tijd dat Wolkers zijn boeken begon te schrijven, zaten veel mensen echt vastgeroest in gereformeerde systemen en rituelen die alle geur en smaak verloren hadden. Wolkers begon te protesteren en te provoceren. Is dat vreemd? Ik kan daar best inkomen.”

Wat nu, mannenbroeders, moeten wij dan echt in de voetsporen van deze heiden volgen? Nee, nee, gelukkig niet. Lees Psalm 51, van David. “Wolkers dook onder in het feest van de zinloosheid en David nam de toevlucht tot God. Wie weet? Het kan voor Wolkers ook nog. Echt bevrijd worden. Het zou wel op de valreep zijn.”

De meesterlijke Zafón uit Barcelona

421

Ik ben een sucker voor leuk uitziende boekjes. Dus toen ik ‘Gaudí in Manhattan’ van Carlos Ruiz Zafón voor 4,95 zag liggen bij de AKO, was ik al bijna verkocht. Mooie harde omslag, intrigerend beeld. Ik vreesde nog een Paolo Coelho-achtige zweefkees te pakken te hebben, dus las de achterkant. Daar repte een recensent van Gabriel Garcia Márquez. Toen was ik helemaal verkocht.

Ik sloeg het boekje open en las: “Jaren later, toen ik gadesloeg hoe de rouwstoet van mijn meester door de Paseo de Gracia trok, moest ik denken aan het jaar dat ik Gaudí leerde kennen en mijn lot voorgoed veranderde.”

Onmiddellijk liep ik naar de boekenkast, haalde ‘Honderd jaar eenzaamheid’ van Márquez eruit en las op de eerste pagina: “Vele jaren later, staande voor het vuurpeloton, moest kolonel Aureliano Buendía denken aan de lang vervlogen middag, toen zijn vader hem meenam om kennis te maken met het ijs.”

U bent bij deze gewaarschuwd.

Vrede voor Tralfamadore

365

Nog maar een paar weken geleden sloeg ik de laatste pagina van ‘Slapstick’ dicht, de roman van Kurt Vonnegut over een even lelijke als intelligente tweeling in post-apocalyptisch Amerika. Toen dacht ik nog: hoe zou het met hem zijn? Nu weet ik het: toen ik dat dacht, viel hij van de trap en gisteren overleed hij aan de gevolgen van het letsel.

Vonnegut, zelf als Amerikaans krijgsgevangene overlevende van het bombardement op Dresden, werd bekend met ‘Slaughterhouse Five’, waarin hij net als het dadaïsme de gruwelen van de oorlog verdronk in absurdisme. Bij mij staat het in het korte lijstje van romans die een onuitwisbare indruk gemaakt hebben. En nu is Kurt dus van de trap gevallen en dood.

Zo gaat dat.

Elf keer lof der zotheid

344

Douane is een Rotterdamse uitgeverij die uitblinkt in kleine, uitstekend verzorgde boeken. Uitgever Arie van der Ent houdt het nu al een paar jaar vol en dat is op zich al bewonderenswaardig in een stad waar de literaire uitgeverijen toch met een leeslampje gezocht moeten worden.

Ter gelegenheid van de inmiddels bijna voorbije boekenweek verscheen ‘Van Rotterdam, een 11-tal teksten rond Erasmus’ Lof der Zotheid’. De teksten zijn allemaal van local heroes, Rien Vroegindeweij, Frans Vogel, Ernest van der Kwast, Jana Beranova, Laurens Abbink Spaink, noem maar op. Hoe goed de verhalen (met name die Ernest en Laurens) en gedichten ook zijn, om die reden zal dit boek niet ver over de gemeentegrenzen reiken. Jammer, want Douane verdient meer.

Geert Mak in Islambol

336

De vlot geïrriteerde lezer valt meteen twee dingen op aan ‘De brug’, het boekenweekgeschenk van de hand van Geert Mak, over de Galatabrug die het oude en moderne deel verbindt van het Europese deel van Istanbul. Het eerste is dat Mak nog telt in miljoenen, terwijl er alweer een poosje zes nullen van de Turkse lira af zijn. Maar goed, daar hebben de Turken zelf ook moeite mee. Het tweede is dat de stad bij herhaling Islambol genoemd wordt. Dat was in de achttiende eeuw een poosje gebruik aan het hof van Mehmet III, maar hier oogt het toch vooral als een tikfout met Freudiaanse trekjes.

Mak mengt in ‘De brug’ een geschiedenis van Turkije in zevenmijlslaarzen met gesprekken die hij voerde met de bewoners van de brug. Die laatste passages zijn verreweg het interessantst, al schraapt Mak – het lot van de journalistiek – hoogstens aan het oppervlak van de personages. De clichés vliegen je ook om de oren, maar goed, het leven op een paar euro per dag bestaat nu eenmaal voor een belangrijk deel uit clichés. Al met al een vlot geschreven niemendalletje, zoals de meeste boekenweekgeschenken.

Manhattan vs Brooklyn volgens Paul Auster

De ‘New York Trilogy’ van Paul Auster speelt zich af in Manhattan. De vervreemde sfeer, de radeloosheid van de hoofdpersonen op zoek naar identiteit, ze lijken perfect te passen bij het stadsdeel. Manhattan staat niet bekend om zijn compassie. Hetzelfde geldt in zekere zin voor Auster, in elk geval in zijn schrijven.

Ik was indertijd dus nogal verbaasd, toen hij de scenario’s schreef voor twee uiterst milde films, ‘Smoke’ en ‘Blue in the Face’. Die speelden zich af rond een sigarenzaak in Brooklyn, waar Auster tegenwoordig woont (hij studeerde in Manhattan). Zijn jongste roman, ‘Brooklyn Follies’, is ook daar gesitueerd en ademt dezelfde mildheid als de films: gewone mensen die zich zonder al teveel pretenties door het leven slaan.

Er zit dus geen verschil tussen de auteur Auster en de scenarist Auster, zoals ik eerst dacht. Het verschil zit in de locatie. In Manhattan ben je zoekende, in Brooklyn aanvaard je dat je bent wie je bent. Ik vraag me af hoeveel dat zegt over New York en hoeveel over Paul Auster.

Boven is het stil

276

Even geen film vandaag, maar een boek. ‘Boven is het stil’ van Gerbrand Bakker is al voor het nodige genomineerd. Eergisteren kwam daar de longlist van de Libris literatuurprijs bij.

En het moet gezegd: een verfrissend boek, hoewel het binnen de in Nederland epidemische flets-naturalistische stijl blijft. De flaptekst doet het ergste vermoeden over de hoofdpersoon (‘Een onverwachte brief en een even onverwacht bezoek maken dat hij zich niet langer kan verstoppen voor de wereld en voor zichzelf’), maar het valt mee.

Helmer is een boer die met het een en ander worstelt, zoals een bedlegerige vader en een dode broer, maar hij doet daar niet pseudo-diepzinnig over. Hij melkt gewoon de koeien, laat alles over zich heenkomen en neemt af en toe een beslissing. ‘Boven is het stil’ is literatuur zonder fratsen.

De hoogleraar wordt een googelaar

260

Onlangs belandde een dun boekje op mijn bureau, ‘The tragedy of Edward Teller’. Het is een toneelstuk in twee bedrijven over de Joods-Hongaars-Amerikaanse natuurkundige die te boek staat als de vader van de waterstofbom en als een lastige ijdeltuit. Teller – even snel voor degenen die hem niet kennen – was een natuurkundige in de beste Duitse traditie, een leerling van Werner Heisenberg, die voor de nazi’s naar Amerika vluchtte en daar een rol kreeg in het Manhattan project om de atoombom te ontwerpen.

Veel van zijn collega’s kregen na de bommen op Hiroshima en Nagasaki pacifistische trekjes. Teller niet. Hij vond communisten net zo erg als nazi’s. Daar maakte hij geen vrienden mee, zeker niet toen hij tijdens de communistenjacht voor de Amerikaanse senaat getuigde tegen de leider van het Manhattan-project, Robert Oppenheimer. Ondertussen werd Teller een van de leidende breinen achter de ontwikkeling van de waterstofbom. Hét brein, vond hij zelf, hoewel velen in zijn omgeving daar anders over dachten. Volgens sommigen stond hij model voor Stanley Kubrick’s dr. Strangelove.

Lees verder De hoogleraar wordt een googelaar