Aanbevolen romans en novellen

Zestig pagina’s bloedbad

570

Op 30 april 1975 sloot de Tsjechoslowaakse geheime dienst de dierentuin van Dvur Kralove af van de buitenwereld en overzag de slacht van Europa’s grootste kudde giraffen, bijna vijftig in getal. Dit historische gegeven staat centraal in de debuutroman ‘Giraffe’ van Jonathan Ledgard, die de dieren volgt van hun vangst in Afrika tot hun gruwelijke dood.

Het boek komt langzaam op gang, maar slaagt erin een dromerige sfeer op te roepen, waarin de absurditeit van een Boheemse giraffenkudde zich vermengt met het al even absurde als troosteloze leven onder het communistische regime. Ledgard betoont zich hierin een discipel van Bohumil Hrabal, zij het dat zijn verhaal nogal humorloos is.

Hoewel overladen met lof in Engeland en Amerika valt er wel wat af te dingen op ‘Giraffe’. Met name Ledgards neiging om te laten merken hoe goed hij de affaire wel niet geresearched heeft, gaat af en toe tegenstaan. Maar de zestig pagina’s bloedbad waar het boek mee eindigt, grijpen je bij de strot en laten niet meer los.

Het risico van Sanneke van Hassel

537

‘Witte veder’ heet de tweede verhalenbundel van de jonge Rotterdamse schrijfster Sanneke van Hassel, waarvan binnen een paar maanden een tweede druk het licht zag. Net als bij haar eerste bundel, ‘IJsregen’, beschrijft ze kleine taferelen in een precieze maar ook enigszins risicoloze stijl met veel korte zinnen.

Een oude bokser die liever niet bij zijn vrouw zit, een vrouw die voor het eerst naar een hamam gaat, een zwangere vrouw geplaagd door angsten, een jonge homo die niet uit de kast durft te komen. Van Hassel zet ze met een paar zinnen neer en ze gaan leven.

Toch begint zo halverwege de bundel iets op te vallen. Alle verhalen hebben ruwweg dezelfde plot. Er wordt een personage geïntroduceerd, een eenling. Die gaat interacteren met anderen, wat leidt tot een pijnlijk moment. De eenling trekt zich dan weer in zichzelf terug. Sanneke van Hassel is een groot talent, maar wil ze verder groeien, dan zal ze haar veilige vierkante millimeter moeten verlaten.

Coetzee over zelfmoordaanslagen

523

Vandaag verschijnt ‘Diary of a bad year‘ van nobelprijswinnaar J.M. Coetzee. Het is een gewaagde mengvorm van essays en een roman, die vooral om de essays, of eigenlijk columns de moeite waard is. Coetzee beheerst de kunst om de vinger op de zere plek te leggen tot in de puntjes.

In een van die essays legt Coetzee een interessant verband tussen de vooruitgang van de wapentechnologie en de opkomst van zelfmoordaanslagen. In vroeger tijden bestreden legers elkaar op het slagveld. Er bestond zelfs zoiets als waardering voor dappere daden van de tegenpartij. Daar waar de technologische mogelijkheden van de twee partijen verder uiteen lopen, wordt het ook moeilijker begrip te hebben voor elkaars strijdwijze. De Amerikaanse en Israelische legers in het Midden-Oosten zetten technologie in om slachtoffers aan de eigen kant zoveel mogelijk te voorkomen, maar toch veel tegenstanders ‘uit te kunnen schakelen’.

Lees verder Coetzee over zelfmoordaanslagen

De vorm van David Mitchell

519

David Mitchell is een Britse auteur over wie al de nodige loftuitingen zijn uitgestort. Alle reden dus om nieuwsgierig te zijn naar zijn bekendste boek, ‘Cloud Atlas’ (uit 2004), vooral omdat het thema pacifisme is, een onderwerp dat mij meer dan gemiddeld aanspreekt. En inderdaad, in één ruk en met bewondering uitgelezen.

‘Cloud Atlas’ weeft op vernuftige, zij het soms wat geforceerde wijze zes verhalen door elkaar, waarvan er vier zich in het verleden afspelen en twee in de verre toekomst. Mitchell maakt daarbij een cirkel. De situatie op de Chatham eilanden bij Nieuw Zeeland in 1850, waar de oorspronkelijke bevolking onder slavernij gebracht is door vijandige maori’s (het vroegste verhaal), lijkt verdacht veel op het postapocalyptische Hawaii (het laatste verhaal).

Lees verder De vorm van David Mitchell

Graham Greene: The power and the glory

Tsja, je reist door Mexico, dus dan krijg je toch de neiging romans over Mexico te willen lezen. Mijn oog viel op ‘The power and the glory’ van Graham Greene, de man die vaker voor de Nobelprijs genoemd werd dan Bob Dylan en Harry Mulisch samen, maar hem ook niet kreeg.

De roman speelt zich af tijdens een obscure periode uit de provincie Tabasco, toen daar een gouverneur aan het bewind was die er nogal rigoureuze missionaire methoden op na hield om de bevolking tot het ware pad van het atheïsme te bekeren. Het verhaal volgt de naamloze laatste actieve priester in de provincie, terwijl een ambitieuze luitenant in ieder dorp gijzelaars neemt en die executeert als ze niet vertellen waar de voortvluchtige zich schuil houdt.

De drankverslaafde priester zakt steeds verder weg in zijn schuldgevoelens, een beetje zoals de consul in Malcolm Lowry’s beroemde Under the volcano (dat zich overigens ook in Mexico afspeelt). Schuldig tegenover God vanwege de talloze geboden die hij overtreedt, schuldig tegenover de gelovigen, die met hun leven betalen voor zijn weigering de eredienst eraan te geven.

Greene, die in de bewuste periode tussen de twee wereldoorlogen als journalist in Tabasco was, weet als altijd meeslepend te vertellen. Maar zijn roman is vooral een goede herinnering dat atheïsten, mits voldoende overtuigd van hun gelijk, evengoed in staat zijn tot de door geloof gemotiveerde gruwelen waar ze religie graag van beschuldigen.

Eindelijk voor Rien

502

Iedere schrijver die lang genoeg in Rotterdam woont, krijgt op enig moment de Anna Blaman Prijs, om de eenvoudige reden dat er niet zoveel schrijvers in Rotterdam wonen. Daarom is het merkwaardig dat die eer nu pas ten beurt valt aan Rien Vroegindeweij, want als er (Jan Oudenaerden uitgezonderd) één schrijver Rotterdam in zijn bloed heeft, dan is hij het wel. Proficiat.

De vrouwen van Pamuk

‘Het zwarte boek’ is de vijfde roman van Orhan Pamuk die ik lees en de derde waarin de hoofdpersoon op zoek gaat naar een vrouw die ingewijd lijkt te zijn in geheimen waar hij geen weet van heeft. Dat kun je wel een patroon noemen, vind ik. De andere twee zijn overigens ‘Het nieuwe leven’ en ‘Sneeuw’.

Over sneeuw gesproken: dat doet het in ‘Het zwarte boek’ ook, overvloedig zelfs, terwijl de hoofdpersoon door Istanbul zwerft en langzaamaan een andere identiteit krijgt – ook een thema dat in Pamuks werk regelmatig terugkeert. ‘Het witte kasteel’ ging erover en ‘Mijn naam is karmozijn’ tot op zekere hoogte ook.

Niet dat je Pamuk een formuleschrijver kunt noemen, want ook ‘Het zwarte boek’ is weer uniek in zijn zoektocht, waarin het sufisme een belangrijke rol speelt. Bij mij roept het associaties op met Salman Rushdie’s eersteling ‘Grimus’, een nogal hermetisch boek dat ook een zoektocht is die zwaar leunt op het oude Perziche verhaal ‘De samenkomst van de vogels’ van Nuruddin Attar. Kortom: aanbevolen.

Valt Jan Wolkers nog te redden?

422

“Als christenen nu eens net zo authentiek waren in het geloof als niet-christenen in hun ongeloof, dan zou er veel gewonnen zijn.” L.W. van der Meij, predikant van de christelijk-gereformeerde kerk te Driebergen, neemt het in het Reformatorisch Dagblad op voor Jan Wolkers.

“In de tijd dat Wolkers zijn boeken begon te schrijven, zaten veel mensen echt vastgeroest in gereformeerde systemen en rituelen die alle geur en smaak verloren hadden. Wolkers begon te protesteren en te provoceren. Is dat vreemd? Ik kan daar best inkomen.”

Wat nu, mannenbroeders, moeten wij dan echt in de voetsporen van deze heiden volgen? Nee, nee, gelukkig niet. Lees Psalm 51, van David. “Wolkers dook onder in het feest van de zinloosheid en David nam de toevlucht tot God. Wie weet? Het kan voor Wolkers ook nog. Echt bevrijd worden. Het zou wel op de valreep zijn.”

De meesterlijke Zafón uit Barcelona

421

Ik ben een sucker voor leuk uitziende boekjes. Dus toen ik ‘Gaudí in Manhattan’ van Carlos Ruiz Zafón voor 4,95 zag liggen bij de AKO, was ik al bijna verkocht. Mooie harde omslag, intrigerend beeld. Ik vreesde nog een Paolo Coelho-achtige zweefkees te pakken te hebben, dus las de achterkant. Daar repte een recensent van Gabriel Garcia Márquez. Toen was ik helemaal verkocht.

Ik sloeg het boekje open en las: “Jaren later, toen ik gadesloeg hoe de rouwstoet van mijn meester door de Paseo de Gracia trok, moest ik denken aan het jaar dat ik Gaudí leerde kennen en mijn lot voorgoed veranderde.”

Onmiddellijk liep ik naar de boekenkast, haalde ‘Honderd jaar eenzaamheid’ van Márquez eruit en las op de eerste pagina: “Vele jaren later, staande voor het vuurpeloton, moest kolonel Aureliano Buendía denken aan de lang vervlogen middag, toen zijn vader hem meenam om kennis te maken met het ijs.”

U bent bij deze gewaarschuwd.

Vrede voor Tralfamadore

Nog maar een paar weken geleden sloeg ik de laatste pagina van ‘Slapstick’ dicht, de roman van Kurt Vonnegut over een even lelijke als intelligente tweeling in post-apocalyptisch Amerika. Toen dacht ik nog: hoe zou het met hem zijn? Nu weet ik het: toen ik dat dacht, viel hij van de trap en gisteren overleed hij aan de gevolgen van het letsel.

Vonnegut, zelf als Amerikaans krijgsgevangene overlevende van het bombardement op Dresden, werd bekend met ‘Slaughterhouse Five’, waarin hij net als het dadaïsme de gruwelen van de oorlog verdronk in absurdisme. Bij mij staat het in het korte lijstje van romans die een onuitwisbare indruk gemaakt hebben. En nu is Kurt dus van de trap gevallen en dood.

Zo gaat dat.