Porfolio cultuur: strategie en businessplannen

Life & times of Michael K

769

Bij ieder boek van John Coetzee verbaas ik me er weer over hoeveel zeggingskracht hij weet te proppen in tweehonderd bladzijden. ‘Life & times of Michael K’ uit 1983 is geen uitzondering.

Het verhaal is eenvoudig. Zuid-Afrika is in oorlog. Michael K gaat illegaal met zijn oude moeder op weg naar haar geboortegrond. Onderweg sterft ze. Michael trekt verder, wordt gepakt en in een werkkamp gestopt. Hij ontsnapt, sterft bijna aan ondervoeding, wordt opnieuw gepakt en in een hospitaal gestopt om aan te sterken. Weer ontsnapt hij: liever vrijheid dan eten. De derde keer wordt hij niet gepakt, maar belandt hij onder de hoede van vriendelijke lieden die het beste met hem voorhebben. Ook deze gebondenheid kan hij niet verdragen: weer gaat hij ervandoor, zodat hij helemaal op zichzelf is teruggeworpen.

Coetzee grijpt de lezer met kale zinnen bij de strot en laat hem de uiterste consequentie van vrijheid zien. Met een theelepel aan een touwtje water putten. De rest is luxe.

Op de Sien

767

Vrijdagavond was de presentatie in Lantaren/Venster, gisteren plofte de dikste editie ooit van Passionate Magazine in de brievenbus, honderd bladzijden uniek materiaal over de Rotterdamse literaire scene in de jaren zestig en zeventig. Er zit ongetwijfeld weer een onvoorstelbare hoeveelheid tijd in van Passionates eindredacteur Erik Brus.

De presentatie was bijna memorabel geworden, maar dan had het debat nog net iets meer uit de hand moeten lopen. Met name Simon Vinkenoog (de enige Amsterdamse auteur die hier altijd met open armen ontvangen wordt) en Jules Deelder waren volstrekt onstopbaar en bleven roepen, ook als ze de microfoon niet voor hun neus hadden. De oude garde constateerde tevreden dat het ‘weer bijna zoals vroeger’ was.

Bij lezing van het magazine valt op dat die oude scene helemaal niet zo groot was, maar wel over riant verruimde geesten beschikte. Veel beschouwingen en ongepubliceerd werk van Bob den Uyl naast de nodige reprises van onder andere Cor Vaandrager en Robert Loesberg. De jonge generatie komt ook kort aan het woord en haalt min of meer de schouders op. Bejaarde sturm und drang is aan hen niet zo besteed.

Het plezier van Juno

Niet uitgesloten moet worden dat de producers van ‘Juno‘ een draak van een tienerdrama besteld hadden bij regisseur Jason Reitman. Het script hangt, ondanks de Oscar ervoor, namelijk van de clichés aan elkaar. Meisje van zestien wordt zwanger, worstelt ermee, wil toch geen abortus, gaat op zoek naar adoptie-ouders, bevalt, staat het kind af en pikt haar leven weer op.

Dat het toch een heerlijke film geworden is, komt door de invulling die de acteurs aan het script geven. Er valt tussen de dramatische scenes door heel veel te lachen, zonder dat die combinatie verkrampt overkomt. Dat is te danken aan hoofdrolspeelster Ellen Page, die een zelfbewuste tiener neerzet. Het is ook te danken aan Reitman, die de verleiding weerstond om Juno’s twijfels in dialogen te gieten. De film zorgde in de VS voor veel discussie.

‘Juno’ heeft veel gemeen met ‘Fucking Åmål‘, de film van Lucas Moodysson over twee tienermeisjes die ontdekken dat ze lesbisch zijn. De tobberijen worden niet weggestopt, maar hoeven ook niet breed uitgemeten te worden, omdat ze zo vanzelfsprekend zijn. Dat schept ruimte voor een brutaal soort optimisme dat plezierig van het scherm afspat.

Zone 5300 krijgt concurrentie

758

In het najaar verschijnt het eerste nummer van Eisner, een getekend literair blad. Benieuwd of het gaat lukken. De hele literaire tijdschriftenmarkt is nogal zieltogend en ontleent haar bestaansrecht vooral aan haar rol als broedplaats voor talenten. Eiser gaat zich richten op de graphic novel, een genre dat nog niet ruim bedeeld is.

Hoe dan ook, Zone 5300 gaat dus concurrentie krijgen. Niet direct een bedreiging, want het gaat om een markt van liefhebbers die best allebei de bladen zullen willen hebben. Bovendien heeft Zone 5300 vermoedelijk wat meer een underground karakter, terwijl Eisner probeert salonfähig te zijn.

There will be blood: vijf sterren

753

De eerste tien minuten van ‘There will be blood‘ wordt er niet gesproken. We zien slechts een man, vastberaden zijn weg hakkend in een verlaten mijn. Op dat moment weet je al dat je goed zit. Een epos maakt altijd indruk, maar Paul Thomas Anderson maakt van ‘There will be blood’ iets echt bijzonders.

Daniel Day-Lewis speelt op magistrale wijze Daniel Plainview, een eenzame mijnwerker die zich opwerkt tot oliebaron. De verbetenheid waarmee hij in de beginscene op de rotsen inhakt houdt hij vol tot het bittere einde. Alles zal gebeuren zoals hij het wil.

Twee rode draden spelen door het verhaal heen, namelijk Daniels verhouding tot zijn dove adoptiefzoon HW en met de jonge sectepredikant Eli. Zijn liefde voor HW is secundair aan die voor zijn hang naar succes, en dat voelt de jongen aan. Het leidt tot emotionele confrontaties. Maar de fraaiste scenes zijn die tussen Daniel en Eli, omdat de woede en de listigheid daarin het heftigst naar voren komen.

Helaas blijkt daarbij wel dat het acteertalent van de jonge Paul Dano, die Eli speelt, het aflegt tegen dat van Day-Lewis. Met iemand als Edward Norton in de rol van Eli zouden de confrontaties helemaal een monumentaal karakter gekregen hebben. Maar dat is ook wel zo’n beetje het enige dat tegen ‘There will be blood‘ pleit.

Museumbraderie

742

Terwijl mijn vriendjes van Geen Commentaar in het omkatcafé de nieuwe vormgeving zaten te vieren, liep ik door de Rotterdamse binnestad, om precies te zijn door de Witte de Withstraat, omdat het Museumnacht was.

Vroeger kocht ik daar nog wel eens een kaartje voor, maar eigenlijk is dat niet nodig. De musea kun je toch beter overdag zien en het leven begint zich langzaam te verplaatsen van de musea naar andere locaties. Kloppend hart van deze editie was de Remonstrantse Kerk, tot vier uur ’s ochtends een stampende dansvloer dankzij Hotcake en Hotcake.

Anders gezegd, de Museumnacht draait steeds minder om kunst en steeds meer om uitgaan. Daar is niks mis mee, natuurlijk. Het geeft wel aan de kunst meer en meer als een consumptiegoed gezien wordt dat naadloos in vermaak overgaat. Daarmee zou bij het maken van beleid best wel wat meer rekening gehouden mogen worden.

Paranoid Park is vooral sfeer

741

De sfeer van Paranoid Park, de nieuwe film van Gus van Sant, sluit naadloos aan bij Elephant, zijn film over de schietpartij op Columbine Highschool. Opnieuw gaat het over indolente pubers en heet de hoofdpersoon Alex. Onheilspellend is het woord dat het best bij alle eenkennigheid past.

Alex heeft iets te maken met de gruwelijke dood van een beveiliger van het spoorwegemplacement vlakbij het skatewalhalla Paranoid Park, zoveel is duidelijk. Wat precies wordt in de loop van de film helder, maar daar gaat het eigenlijk niet om. Het plot is van zo ondergeschikte betekenis dat Alex’ bekentenis haast ongemerkt passeert, in een korte scene ergens halverwege de film. Van Sant probeert vooral sfeer te scheppen in de vertelling die door de tijd heen en weer schiet.

Daarin is hij geslaagd. De gedempte soundscapes en omfloerste cameravoering dragen bij aan de afstandelijkheid waarmee Van Sant zijn hoofdpersoon schetst, die juist daardoor gaat leven. Alex stapt als een zombie door het leven, terwijl hij probeert te verwerken wat hij heeft meegemaakt. Dat werkt goed tijdens de film, maar beklijven doet het niet.

Broertjes Coen maken splatter movie

Heel af en toe duikt in No country for old men de typische Coen-humor op, bijvoorbeeld als huurmoordenaar Anton Chigurh informatie probeert los te peuteren van de beheerster van een trailer park. Maar voor het overige valt er weinig te lachen in de film die Joel en Ethan Coen maakten naar het boek van Cormac McCarthy.

In de film zit Chigurh een redneck achterna die met twee miljoen dollar aan drugsgeld aan de haal is gegaan. Enigszins los daarvan staan de mijmeringen van de politieagent die weer achter het tweetal aan zit. De Coens zouden zichzelf niet zijn als ze de film niet volpropten met eigenaardige karakters, zoals Chigurh, die bij voorkeur moordt met een cilinder perslucht, maar het bloed vloeit zo overvloedig dat de subtiliteit volledig naar de achtergrond gedrongen wordt.

Wat overblijft is een erg goed gemaakte splatter movie, prachtig in beeld gebracht en onderkoeld geacteerd. De spanning is af en toe om te snijden. Maar een hoogtepunt in het oeuvre van de Coens is het niet.

De eeuwigheidskunstenaar

731

Abdelkader Benali schreef ‘De eeuwigheidskunstenaar’ vorig jaar ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van Harry Mulisch. Het gaat over de gelauwerde schrijver Felix Opland, in wie Mulisch eenvoudig te herkennen valt. Mulisch gebruikte Felix als alter ego in zijn boekenweekgeschenk uit 2000. Het waarom van ‘Opland’ heb ik zo gauw niet kunnen achterhalen.

Felix Opland stapt op het vliegtuig naar Venetië om een prijs in ontvangst te nemen en merkt bij aankomst dat hij vijftig jaar jonger geworden is. Hij heeft de eeuwige jeugd verworven. Het geeft aanleiding tot Mulischiaanse bespiegelingen, als altijd op de grens van diepzinnigheid en lariekoek.

Allusies aan Mulisch werk in overvloed, zoals de komeet die een jonge reporter verplettert op het moment dat die een bovennatuurlijke waarheid dreigt te ontdekken, rechtstreeks ontleend aan ‘De ontdekking van de hemel’. In de persoon van Karim is er ook een typisch Benali-personage aanwezig. In diens ‘Bruiloft aan zee’ had een taxichauffeur ook de rol van boodschapper.

Toch is ‘De eeuwigheidskunstenaar’ geen eerbetoon aan Mulisch. Het is een eerbetoon aan Thomas Mann, wiens ‘Tod in Venedig’ uitgebreid aan bod komt. De nogal verwaande Opland leert in zijn verworven jeugdigheid de wanhoop kennen die Mann in zijn boek zo beklemmend schetst. ‘De eeuwigheidskunstenaar’ hinkt daardoor een beetje op twee gedachten, maar het is een aangename novelle om een uurtje mee door te brengen.