Reisaantekeningen

Bericht van gringo: Copan Ruinas

481

In Copan Ruinas zijn, zoals de naam al een beetje suggereert, ruïnes te zien, en wel de vermoedelijk best gedocumenteerde uit de Maya-tijd, omdat er een trap is gevonden met reliëfs die de geschiedenis uit de doeken doen van de stad, die zijn hoogtepunt kende in de negende eeuw, onder leiding van onder andere koning Achttien Konijn (hoe je zo’n koning toespreekt zonder in gniffelen uit te barsten, is mij enigszins duister).

De ruïnes liggen in een prachtige omgeving, strak gemaaide grasvelden, zodat je alles goed kunt zien, met daaromheen woudreuzen die voor schaduw zorgen. Een omgeving waar je rustig een paar uur kunt rondlopen en fantaseren over hoe het ooit geweest moet zijn, toen er in de vallei 20.000 mensen woonden.

Het was ecologisch mismanagement dat het einde van Copan inluidde. Er werd steeds meer woud gekapt, erosie sloeg toe, de landbouw bracht niet meer genoeg op om de stad te voeden. Duizend jaar lang had de jungle weer vrij spel, tot de eerste toeristen kwamen.

Bericht van gringo: Suchitoto

479

Granada (Nicaragua) en Antigua (Guatemala) hebben de naam de mooiste koloniale stadjes van Centraal Amerika te zijn, en na bezoek aan de eerste kan ik beamen dat die er inderdaad prima bijligt, maar ik wil toch een lans breken voor Suchitoto, El Salvador.

Suchitoto wordt nog niet overlopen door toeristen – wat overigens geldt voor heel El Salvador, dat de meeste mensen toch vooral met burgeroorlog associëren en Nederlanders in het bijzonder met vier vermoorde ikon-journalisten – maar dat is juist een van de pro’s.

De charme van Suchitoto is nog niet opgepoetst en gepolijst, zonder dat het stadje vervallen oogt. Voor de Salvadoranen zelf is het namelijk een bekend dagje uit, zodat er net genoeg infrastructuur is om als buitenstaander prettig te verblijven. Ik heb in elk geval heerlijk op een terrasje langs de plaza mensen zitten kijken, met taco’s en een con leche de banana erbij.

Bericht van gringo: Tegucigalpa

478

Teguwat? Ja, zo denken de Hondurezen zelf ook over hun hoofdstad, dus houden ze het doorgaans op Tegus. Honduras is overigens de originele bananenrepubliek, omdat Standard Fruit en United Fruit ooit respectievelijk de liberale en conservatieve partij steunden, zodat de concurrentiestrijd tussen de bananengiganten, verreweg de grootste grondbezitters van het land, samenviel met de belangen de partijen.

Tegucigalpa, een lelijke stad met een paar aardige kerken, ligt net als bijvoorbeeld Praag in een dal, waardoor de luchtvervuiling erg blijft hangen. Alleen is het vervoer hier nogal wat smeriger. Na een uurtje lopen veegde ik zwart zweet van mijn voorhoofd. Dat leert me wel de status van mijn eigen Weena beter te waarderen.

Bericht van gringo: Granada en Leon

477

Ik moet een jaar of elf, twaalf geweest zijn, toen zich bij mij een soort politiek bewustzijn begon te manifesteren. Dat kwam door Nicaragua, waar de sandinisten (links met nog een christelijk tintje ook dankzij de bevrijdingstheologie) het land hadden overgenomen. Ze waren ook nog eens de underdog in hun strijd tegen de Verenigde Staten, die de verdreven dictator Somoza hadden gesteund en de verworven vrijheid van de Nico’s liefst zo snel mogelijk weer de nek om wilden draaien. Ik wist wel aan welke kant ik stond.

Gisterochtend stak ik de grens naar dat land over. Je merkt er wel meteen de armoede ten opzichte van Costa Rica. De chaos, paarden als lastdieren, de hoeveelheid straathandel, het gebruik van boterhamzakjes om drinken in te verkopen, allemaal dingen die verdrongen worden door geld in de portemonnee.

Granada is met Leon een van de twee rivaliserende steden die de geschiedenis van Nicaragua gedomineerd hebben (Managua is de compromishoofdstad, uitsluitend gekozen omdat het toevallig precies halverwege lag). Denk: parque central, catedral, plaza, patio. Kortom, denk alle clichés uit de Spaanse koloniale tijd.

Leon, waar ik nu zit, is vanouds economisch de mindere van Granada, maar politiek de meerdere. Het lijkt uiterlijk in alle opzichten op zijn tegenhanger, maar er is net wat minder geld om alles regelmatig van een lik nieuwe verf te voorzien.

Dit is niet het revolutionaire land uit mijn vroege politieke rechtvaardigheidsfantasieën, op één ding na: Daniel Ortega is weer president.

Bericht van gringo: Monteverde

475

Tijdens je ecotoeristische bezigheden kun je naar schildpaddenkonten staren, door het regenwoud lopen of er met een kano doorheen varen. Maar je kunt er ook aan een kabel overheen zeilen en dat heb ik vandaag gedaan. Er komt iets meer adrenaline aan te pas dan aan de andere opties.

Je zeilt dan dus aan een kabel van boomtop naar boomtop of over een hele vallei heen. De langste kabel in mijn geval was een dikke 700 meter, over een dal van meer dan 100 meter diep. Dat is pas genieten van het uitzicht. In mijn geval kwam er ook nog een loodrechte afdaling langs een touw van dertig meter aan te pas en een tarzanswing, een soort bungee jump maar dan met een zwaai erin.

Dit alles overigens in Monteverde, een koel oord in de Costaricaanse bergen waar veel fair trade ecokoffie geteeld wordt. Politiek correcter kan het niet.

Bericht van gringo: Tortuguero

474

Ik zeg Costa Rica, u zegt ecotoerisme. En dus stond ik gisteravond, bijgelicht door de rode lamp van een parkwacht, toe te kijken hoe een zeldzame zeeschildpad van toch zeker honderd kilo eitjes legde in het warme vulkaanzand van Tortuguero, een eiland aan de Caribische kust. Aan het schild, dat amechtig op en neer ging, en de steeds langere tussenpozen waarmee de eitjes tevoorschijn kwamen, kon ik zien dat het een zware bevalling was.

Het was een groene schildpad, een van de drie soorten die in Tortuguero te vinden zijn. Hoewel het vrouwtje de eitjes, ter grootte van een pingpongbal, toedekte met een dikke laag zand, zullen veel ervan uitgegraven worden, door mensen en dieren. De jongen die wel uitkomen zijn extreem kwetsbaar tijdens hun eerste momenten op het strand en in zee. Een op de duizend groeit uit tot een volwassen schildpad. Daar helpt geen ecotoerisme tegen.

Bericht van gringo: Boquete

472

Ik heb een zwak voor bergstadjes als Boquete en Cerro Punta, op de flanken van Volcan Barú in het westen van Panama. Een hoofdstraat met wat winkels, een paar zijstraten en daarboven laaghangende bewolking die zich van tijd tot tijd laat zaken in de straten, die dan een nevelig, verweesd aanzien krijgen.

Boquete en Cerro Punta liggen te voet dik twintig kilometer uit elkaar, waarvan acht kilometer een drassig junglepad dat vanuit Boquete strak omhoog loopt, omdat het stadje nu eenmaal een kilometer lager ligt dan zijn tegenhanger op de andere helling. Sendero de los Quetzales heet het, pad van de koningsvogel quetzal.

Enfin, u raadt het al, geen quetzal gezien vandaag. Wel potige steekvliegen en een enkele kolibri. Vochtig was het, en een aanslag op de benen. Na een drie uur durende bustocht terug, verwelkomde Boquete me met een zachte motregen die bijna aandoenlijk was.

Bericht van gringo: Ciudad de Panama

470

Panama City heeft slechts 700.000 inwoners, maar wel een indrukwekkend hoogbouwdistrict waar Rotterdam nog een puntje aan kan zuigen. Business is booming. Tegelijkertijd heeft het, aan de overkant van de baai, een oude binnenstad uit de zeventiende eeuw, net als – dat valt te verwachten – het oude Havana in Spaans koloniale stijl.

Net buiten de oude stad vond ik zowaar een voetgangersgebied met winkels voor zo te zien de lokale arbeidersklasse. En dat vinden de winkeliers niet leuk. Dus hebben ze een lobby gestart om auto’s weer toe te laten. Sommige dingen, zoals winkeliersreflexen, zijn overal hetzelfde.

Ararat

389

De mooiste blik die ik ooit op de Ararat geworpen heb was achterom, vanaf de Iraanse grens. Die grens lag in een zadelpunt tussen twee heuvels en ik zag de machtige witte top langzaam achter de horizon zakken, terwijl ik afdaalde vanaf het douaneterrein naar de taxistandplaats. Het was militair terrein, dus ik durfde geen foto te maken.

In het eerder dit jaar verschenen boek ‘Ararat’ van Frank Westerman komt de berg juist steeds dichterbij. Wat dit boek precies is, valt moeilijk te omschrijven. Jeugdherinneringen, historische beschouwingen, levensvragen en bergbeklimmersavontuur, allemaal komen ze voorbij. Een beetje rommelig lijkt het, met af en toe koddige typo’s (Urbanus in plaats van Uranus), maar toch grijpt alles wonderwel ineen.

Mij zal vooral de enige goede grap van het boek bijblijven, die komt als Westerman en een Oostenrijker erin slagen alle militaire posten te omzeilen en een verboden stukje Ararat aan een nadere inspectie te onderwerpen. Wanneer ze ’s avonds terug zijn, spreekt de campingbaas hen bestraffend toe. Het leger heeft gebeld of het tweetal ‘van hem’ was. De arkzoekers, kleine kinderen zijn het in de ogen van de lokalo’s, onschuldige maar rijke kinderen met een levendige fantasie.

Sibiu, culturele hoofdstad van Europa

243

Die Roemenen, die zijn dus niet alleen toegetreden tot de EU gisteren, ze hebben ook meteen maar de rol van culturele hoofdstad voor zichzelf opgeëist. Sibiu/Hermannstadt timmert onder een burgemeester genaamd Klaus Werner Johannis al enkele jaren aan de weg om te laten zien dat ze daar Duitsers en dus Europeanen zijn.

Ik zie nog altijd het troosteloze maar al wel enigszins gerenoveerde stadje voor me waar ik dik tien jaar geleden een nacht doorbracht op de bank bij een echtpaar dat zich bij de VVV had opgegeven om tegen vergoeding toeristen te huisvesten. Hun zoontje van twaalf sprak engels en handelde de zaken af.

De verrassing was indertijd het Brukenthal museum, dat vol hing met Transsylvaanse, Italiaanse en Hollandse meesters. Het museum, gevestigd in een oud paleis, heeft inmiddels enkele geroofde topstukken terug en is er alleen maar verder op vooruit gegaan. De moeite van een bezoek waard, zeker voor snobs die niet wegkomen met een bezoekje aan de andere culturele hoofdstad van 2007, Luxemburg.