Reisaantekeningen

Broeders in de techniek

000a15

Allebei een hele fles wodka op, grijnsden de bardames van het hotel in Vladivostok, wijzend op het stel aan de andere kant van de bar. Pas getrouwd, uit Moskou, legden de dames nader uit. Zelf hadden ze ook niet de hele avond droog gestaan, merkte ik. Ze schoven een schaaltje met stukjes peer en chocola naar me toe. Kennelijk moest je dat eten bij sterke drank. Naast mij zat de juffrouw van de karaoke, die mij verzekerd had dat ze karaoke deed en niets anders. Het was een uur of drie ’s nachts, schatte ik in, we waren de enige overgeblevenen. Ik had aan de treinreis een langzame jetlag overgehouden en was dus klaarwakker.

Lees verder Broeders in de techniek

Het lot van de fietsenmaker

000a13

Voor de tweede keer binnen een uur kwam er vervaarlijk gesis en gerommel onder de Landrover vandaan. Lekke band. We hadden de bewoonde wereld een halve dag geleden achter ons gelaten. Er was geen weg, alleen sporen van eerdere jeeps tussen de stenen en het zand. Redding was, met andere woorden, bepaald niet nabij. Allemaal uitstappen, gebaarde Fidel, de chauffeur.

Een uurtje geleden had hij in krap twintig minuten de auto opgekrikt, de reserveband van het dak gehaald, de banden gewisseld en de oude band terug op het dak gelegd. En dat allemaal bij temperaturen rond het vriespunt en een snijdende, kurkdroge wind. We stonden hier met z’n allen in een levensgrote vriesdroger. Voordat ik met de anderen als een groepje pinguïns ging samenscholen, vroeg ik Fidel wat er nu ging gebeuren. We hadden immers geen reserveband meer.

‘Vamos a pacharlo’, zei Fidel opgewekt.

Lees verder Het lot van de fietsenmaker

Op weg naar Coroico

Niet ver buiten La Paz ligt op 4600 meter hoogte een bergpas. Hiervandaan leidt een weg naar het Amazonebassin. De weg heeft een gemiddeld dalingspercentage van zes procent. Na een kilometer of twintig is het gedaan met de twee brede banen asfalt. In plaats daarvan slingert een smalle weg van stof en stenen zich langs een loodrechte bergwand. Als je hier over de rand gaat, beland je honderden meters dieper in het gebladerte en vinden ze je nooit meer terug.

Ik zat op een fiets en ging met een noodgang naar beneden, naar het plaatsje Coroico. Daar, zo was ons beloofd, zou het tropisch warm zijn, terwijl er op de pas nog sneeuw lag. Mijn handen, voortdurend aan de remmen, deden pijn van de klappen die ze moesten opvangen. Zitten was onmogelijk, ik moest de hele tijd staan op de pedalen, mijn dijen om het zadel klemmend. Een zonnebril hield het stof uit mijn ogen. Regelmatig kwamen er vrachtwagens naar boven. Dan was het snel een veilig heenkomen zoeken op een breed plekje.

Lees verder Op weg naar Coroico

Bericht uit Kadidiri

De Togians zijn een kleine eilandengroep in de golf van Tomini. Het is een uur of vijf varen vanuit Ampana, op het Indonesische eiland Sulawesi. Ampana ligt op zeven uur hobbelen van Poso, dat beschikt over een vliegveld en een ziekenhuis. Ik zit op Kadidiri, dat op zijn beurt een uur per prauw verwijderd is van Wakai, het hoofddorp op de Togians. Kadidiri bestaat uit weinig meer dan een klomp gestolde lava, een hagelwit strandje van enkele tientallen meters lang, een heleboel palmen en wat hutjes. Leven kost hier een tientje per dag, inclusief logies en alle maaltijden. Je moet natuurlijk niet ziek worden.

Lees verder Bericht uit Kadidiri