Het festival Noord Bruist, afgelopen weekeind op het Noordplein, leverde enige commotie op, vanwege de hoogte van de subsidie. De discussie ging al snel over de vraag of je wel een feestje mag vieren in de tijden van crisis, terwijl het eigenlijk over iets anders zou moeten gaan.
Twee maanden eerder vond een eindje verderop een vergelijkbaar evenement plaats, het Pijnackerplein Bluegrass festival. De opzet was kleinschaliger, maar min of meer hetzelfde: twee podia met bandjes, wat horeca eromheen en standjes waar spullen verkocht werden. De programmering was consistenter en internationaler dan bij Noord Bruist. Het publiek was blanker en, zo te zien, meer van buiten de stad.
Het grote verschil was minder direct zichtbaar. Bluegrass wordt georganiseerd door een pleinbewoner en gedragen door de buurt. Noord Bruist is bedacht door de politiek en gedropt op het plein. En zoals dat gaat met politieke initiatieven: er komt een stichting met hotemetoten in het bestuur, zodat de politici het vertrouwen hebben dat de subsidie netjes verantwoord zal worden. Die hotemetoten weten echter niet hoe je een festival organiseert, dus dat besteden ze uit aan een professionele organisatie die zijn sporen verdiend heeft (in dit geval Ducos, dat ook onder andere Rotterdam Unlimited en Parkpop doet).
Lees verder Noord Bruist versus Bluegrass