Het eerste waar bezoekers van Infosecurity London, een van de grootste computerveiligheidsbeurzen van Europa, vorige week bij binnenkomst op stuitten was de stand van Google. Het bedrijf stond er niet om haar anti-malware oplossingen aan te prijzen, zoals alle andere exposanten, maar om duidelijk te maken dat haar producten veilig zijn. De zeer interactieve webapplicaties van web 2.0 bieden namelijk ook ongekende nieuwe mogelijkheden voor hackers.
Nieuwsberichten en achtergrondartikelen
Bijna alle bedrijven hebben tegenwoordig scanners tegen virussen, spyware en spam. Backups worden trouw gemaakt en het draadloze netwerk is versleuteld. Dat was het goede nieuws dat accountantsbureau PriceWaterhouseCoopers (PWC) eind april bekend maakte tijdens de Infosec London, de grootste computerveiligheidsbeurs van Europa. Het aantal incidenten daalt, zodat bedrijven in het algemeen hun investering in beveiliging dubbel en dwars terugverdienen.
Literatuur en techniek is niet de meest voor de hand liggende combinatie. Romanciers duiken liever in de ziel dan in de hardware, en komen ze in de buurt van de techniek, dan blijven ze meestal in clichés hangen. Toch zijn er fraaie romans geschreven met techniek in een hoofd- of bijrol, al blijft de verhouding stroef. ‘Het ingenieursschap had me, godzijdank, niet van mezelf genezen.’
Wanneer Wolf Crnojevitsj, de held uit A. den Doolaards ‘Het land achter Gods rug’ zijn visie op het leven geeft, constateert de verteller dat dit behoorlijk diepzinnig is, ja welhaast mystiek, ‘voor een ingenieur’. Even flikkert daar het beeld op van de ingenieur als weinig gecultiveerde doener – een clichématig beeld dat in de literatuur vaker opgeld doet.
Waarom Den Doolaard (pseudoniem van Cornelis Spoelstra) dit cliché te berde brengt, is onduidelijk, want als er één Nederlandse auteur is die ingenieurs een volwaardige rol geeft in zijn werk, dan is hij het wel. Den Doolaards bekendste werk, ‘De herberg met het hoefijzer’, heeft een geoloog in de hoofdrol, in ‘Kleine mensen in de grote wereld’ is het een chemisch ingenieur.
Naast ongekende mogelijkheden brengt nanotechnologie ook risico’s met zich mee, met name omdat deeltjes met nog onbekende eigenschappen in het milieu belanden. Het onderzoek daarnaar komt langzaam op gang.
Op 21 juni 2006 stuurde het Rathenau Instituut een brief naar de Tweede Kamer. Of de dames en heren politici bij het opstellen van een visie op nanotechnologie ook rekening wilden houden met ‘de mogelijke risico’s van synthetische nanodeeltjes voor gezondheid en milieu’.
Sindsdien kwamen verschillende rapporten los die aandacht vroegen voor deze risico’s. In 2007 bracht het RIVM een rapport uit over nanodeeltjes in het drinkwater. Dat leverde geen verontrustende feiten op, tenzij een groot gebrek aan kennis verontrustend genoemd moet worden. Er zijn eigenlijk geen goede methoden om in te schatten welke nanodeeltjes in het milieu terechtkomen en in welke hoeveelheden. De vermoedelijk belangrijkste bronnen zijn momenteel zonnebrandcrême, toevoegingen aan brandstof en toepassingen in de waterzuivering.
Ook in december 2007 gaan er nog geen treinen rijden op het traject van de hsl-zuid, moest verkeersminister Eurlings in oktober in het parlement toegeven. Voornaamste boosdoener: beveiligingssysteem ERTMS.
Het klinkt misschien een beetje raar, maar de hsl-zuid is voor een belangrijk deel een softwareproject. Uiteraard komt er ook veel civiele techniek aan te pas, zelfs een behoorlijk ingewikkelde tunnel onder het Groene Hart, maar de kunst om twee parallelle stukken staal op een talud te monteren is in de afgelopen anderhalve eeuw goed uitontwikkeld.
Natuurlijk, er is ruimte voor verbetering. ‘De hsl-zuid bestaat uit een betonnen onderbouw met platen erop, waarop dan weer het spoor ligt. Het zou goedkoper zijn om het spoor direct op de onderbouw te schroeven, of een ingegoten spoor toe te passen’, zei scheidend hoogleraar railbouwkunde prof.dr.ir. Coenraad Esveld van de TU Delft onlangs nog in Technisch Weekblad. Ook ballastloos spoor en lichtere treinconstructies zijn potentiële verbeteringen.
Donororganen zijn schaars. Bovendien loop je met donorweefsel altijd het risico van afstoting door het lichaam. Liefst zou je een nieuw orgaan kweken van eigen weefsel van de patiënt. En dat is precies waar enkele groepen medische onderzoekers sinds een jaar of vijf aan werken, met enig succes.