Kernenergie is emotie. Je bent voor of tegen, en daar verzin je dan argumenten bij. Sinds het Kyoto-verdrag voor reductie van de CO2-opslag van kracht werd, kijken Westerse landen weer voorzichtig naar de nucleaire energie-optie. Die heeft immers uitstootvoordelen. Voordat die opwegen tegen de twijfels zijn echter significante verbeteringen nodig op het gebied van uraniumwinning, reactorveiligheid en afvalverwerking. Die verbeteringen zijn in zicht, maar nog lang niet toepasbaar.
Het gaat goed met kernenergie. In Nederland mondjesmaat, met het openhouden van Borssele tot 2033, maar elders meer geprononceerd. Finland bijvoorbeeld besloot in 2002 een nieuwe kerncentrale te bouwen, om emissiedoelstellingen te halen en afhankelijkheid van Russische olie en gas te verminderen, maar vooral omdat het de goedkoopste manier van energie-opwekking was. Het verrassende besluit viel onder verantwoordelijkheid van een regering waarin ook de Groenen vertegenwoordigd waren, al verlieten die na enig intern gesoebat om deze reden wel het kabinet. Dichtbij huis heeft alleen Frankrijk nog plannen om bij te bouwen.