Het Bataafsch Genootschap der Proefondervindelijke Wijsbegeerte is een van de oudste verenigingen van Nederland. Het vierde afgelopen vrijdag het 250-jarig bestaan in Rotterdam. Ter gelegenheid daarvan werd een jubileumboek overhandigd aan HKH Prinses Beatrix. Het schrijven van teksten voor dat boek was mijn grootste klus van het afgelopen jaar.
Het grootste deel van het boek bestaat namelijk niet uit historisch terugblikken, maar uit verhalen van medici en technici uit Rotterdam en Delft, die de leden van het genootschap vormen. Proefondervindelijke wijsbegeerte was in 1769 namelijk de benaming voor wat we nu wetenschap noemen, het verwerven van kennis door proeven te doen. Ik sprak met acht (emeriti) hoogleraren over hun bijdragen aan het vakgebied (van audiologie tot zonnecellen), hun ambities en verwachtingen, hun gedachten bij de rol van de wetenschap in deze tijd. Het is een prachtig mooi boek geworden, maar in de handel komt het niet.
Hoewel vrijwel niemand van het Bataafsch Genootschap gehoord heeft (ook ik niet voordat ik de opdracht voor het boek kreeg), heeft het een grote rol gespeeld in de industriële ontwikkeling van Nederland, bijvoorbeeld bij de totstandkoming van het eerste stoomgemaal van Nederland. Tot de universiteiten honderd jaar geleden die rol overnamen, waren de genootschappen (er zijn er meer) de belangrijkste kapitaalverstrekkers voor wetenschappelijk onderzoek in Nederland.