Portfolio wetenschaps- en techniekjournalistiek

Korte rokjes en analyse

Nighttown, de alternatieve poptempel van Rotterdam, alweer een poosje terug. In de kelder speelde Godspeed You Black Emperor. Zoveel publiek was er niet, want triphop was al op zijn retour. De meeste mensen hadden een goed heenkomen gezocht tegen de achtermuur, want Godspeed speelde hard. Heel hard.

Op het podium stonden twee drumstellen. Er liepen wat mensen rond met gitaren en violen. Van achterin de zaal werden wazige beelden geprojecteerd. Oogcontact met het publiek werd consequent gemeden door de dames en heren muzikanten. Dat hoorde bij het imago van de band. Vanochtend waren ze nog opgevallen door een interview in de Volkskrant waarin de leden weigerden hun namen te noemen en na enig aandringen prijsgaven dat ze allemaal Godspeed heetten. De vrouwen ook? Ja, de vrouwen ook. Nee, meer hoefde de journalist echt niet van hen te weten, vonden ze.

Lees verder Korte rokjes en analyse

Techniek is poëzie

Nog niet eens een half jaar geleden overkwam het me. Mijn mailprogramma haalde tergend langzaam een bestand van drie megabyte binnen. Even keek ik het aan, toen was mijn geduld op. Dit ging nog zeker tien minuten duren. Ik zette mijn laptop aan, koppelde die aan mijn desktop en opende het bestand waar ik mee bezig was, zodat ik tijdens het wachten verder kon werken.

Sommigen onder u denken nu: zou ik ook doen. Dat neem ik u niet kwalijk. Het is een heel natuurlijke reactie voor een werkverslaafde. Maar het is natuurlijk wel een euvele zaak. Dat realiseerde ik me na een paar minuten. Hoe is het mogelijk, dacht ik, nu heb ik al twee computers tegelijk nodig om mijn werk voor me te doen. Het wordt tijd om even stevig op de rem te trappen.

Lees verder Techniek is poëzie

Op weg naar Coroico

Niet ver buiten La Paz ligt op 4600 meter hoogte een bergpas. Hiervandaan leidt een weg naar het Amazonebassin. De weg heeft een gemiddeld dalingspercentage van zes procent. Na een kilometer of twintig is het gedaan met de twee brede banen asfalt. In plaats daarvan slingert een smalle weg van stof en stenen zich langs een loodrechte bergwand. Als je hier over de rand gaat, beland je honderden meters dieper in het gebladerte en vinden ze je nooit meer terug.

Ik zat op een fiets en ging met een noodgang naar beneden, naar het plaatsje Coroico. Daar, zo was ons beloofd, zou het tropisch warm zijn, terwijl er op de pas nog sneeuw lag. Mijn handen, voortdurend aan de remmen, deden pijn van de klappen die ze moesten opvangen. Zitten was onmogelijk, ik moest de hele tijd staan op de pedalen, mijn dijen om het zadel klemmend. Een zonnebril hield het stof uit mijn ogen. Regelmatig kwamen er vrachtwagens naar boven. Dan was het snel een veilig heenkomen zoeken op een breed plekje.

Lees verder Op weg naar Coroico

Met de tijd mee

Tien jaar geleden ging bij de universiteitskrant van de TU Delft, waar ik toen werkte, de telefoon. Iemand vroeg zich af waarom zijn mededeling niet geplaatst was, terwijl hij die toch tijdig gemaild had. Gemaild? U bedoelt op een diskette gezet en in een interne envelop gedaan? Nee, verstuurd met e-mail, aldus de beller, gaat u soms niet met uw tijd mee?

Zo begon mijn kennismaking met Internet. Bij de krant gebruikten we wel een bulletin board, maar we hadden niet goed geweten wat we aanmoesten met die brief van het rekencentrum, waarin gemeld werd dat wij voortaan beschikten over een mail-adres. Als we dat adres maar geheim hielden, dan zouden we er ook geen last van hebben, redeneerden we, maar dat bleek dus niet waar, want Internet had allerlei zoekmogelijkheden. Er was geen ontkennen aan: we waren on-line.

Lees verder Met de tijd mee

Listrik mati

Ik ben opgegroeid in een tropisch land waar regelmatig het licht uitviel. Doorgaans waren de mannen van de elektriciteitscentrale zo vriendelijk te waarschuwen door de stroom eerst een paar seconden af te knijpen en dan weer aan te zetten. Daarna was er nog even tijd om kaarsen en zaklantaarns tevoorschijn te halen, voordat het licht definitief uitging. Soms ging het licht zonder waarschuwing uit. Dat leidde altijd tot enige verontwaardiging. Zo hoorde het niet.

Geen elektriciteit betekende dus vooral alternatief licht. Verder ging het leven door als altijd. Televisie hadden we niet. De telefoon werkte handmatig, met een zwengeltje waaraan je moest draaien om een telefoniste te krijgen. Andere elektrische apparaten kan ik me niet herinneren, behalve de koffiemolen die we gebruikten om poedersuiker te maken. De ijskast draaide op petroleum.

Lees verder Listrik mati

Mail uit Manhattan

Ik kreeg een mailtje van Tim uit Manhattan. Op die bewuste dag keek hij uit het raam en zag alles gebeuren. Hij stapte op zijn fiets en reed door de stad, vergeefs op zoek naar een plek om zich nuttig te maken. De volgende dag zat hij weer aan zijn bureau bij Newsweek. Er was werk aan de winkel, veel werk. Maar concentreren lukte niet echt.

Tim en ik kenden elkaar uit de onherbergzame hooglanden van zuid-west Bolivia, die we in een jeep doorkruisten. Allebei afkomstig uit de bèta-hoek en later journalist geworden, dat schiep een band. Het verklaarde ook dat ene zinnetje in zijn mail. Wist je dat hij een civiel ingenieur is? Tim leek het gedachteloos neergeschreven te hebben.

Lees verder Mail uit Manhattan

Selectie aan de poort

Bij de deur hing een bordje. Leerlingen links, bezoekers rechterdeur. Merkwaardig, dacht ik nog, terwijl ik besloot toch maar te gehoorzamen en via de rechterdeur het Regionale Opleidingscentrum, voorheen een MTS, binnen te gaan. Toen begreep ik het. Bezoekers mochten ongehinderd doorlopen naar de receptie. Achter de linkerdeur stonden detectiepoortjes. Een beveiligingsman van zeker honderd kilo hield de wacht. Terwijl ik stond te wachten, ging het poortje af. De beveiliging was onverbiddelijk. Tas openmaken. Er zat niks verdachts in. Het meisje moest nog een keer door het poortje. Ze was clean. Welkom op school.

Lees verder Selectie aan de poort

Bericht uit Kadidiri

De Togians zijn een kleine eilandengroep in de golf van Tomini. Het is een uur of vijf varen vanuit Ampana, op het Indonesische eiland Sulawesi. Ampana ligt op zeven uur hobbelen van Poso, dat beschikt over een vliegveld en een ziekenhuis. Ik zit op Kadidiri, dat op zijn beurt een uur per prauw verwijderd is van Wakai, het hoofddorp op de Togians. Kadidiri bestaat uit weinig meer dan een klomp gestolde lava, een hagelwit strandje van enkele tientallen meters lang, een heleboel palmen en wat hutjes. Leven kost hier een tientje per dag, inclusief logies en alle maaltijden. Je moet natuurlijk niet ziek worden.

Lees verder Bericht uit Kadidiri

Wie ben ik?

Hoe onderscheid je op een willekeurig laboratorium de ingenieurs van de wetenschappers? Je vraagt: als je de keuze had tussen iets nuttigs uitvinden en een waarheid achterhalen, wat zou je dan kiezen? Eerst dacht ik dat filosoof Michael Davis, voor een congres uit Chicago naar Delft overgekomen, een cliché van stal ging halen. Dat bleek niet het geval. Het onderscheid zit volgens hem namelijk helemaal niet in het antwoord op de vraag. Het zit in de tijd die mensen nodig hebben om te kiezen. Ingenieurs vinden de keuze voor het nuttige vanzelfsprekend, wetenschappers aarzelen.

Sindsdien leid ik aan een identiteitscrisis. Ik weet namelijk niet zeker of ik wel snel genoeg gekozen heb om mezelf nog ingenieur te mogen noemen. Er is veel dat tegen mij pleit. Weliswaar heb ik mijn ingenieursstudie netjes afgemaakt, maar vervolgens ben ik gepromoveerd in de wetenschapsfilosofie. Een lid van de promotiecommissie (het was aan de TU Delft) stelde dat het allemaal best waar mocht zijn wat ik beweerde, maar wat was het nút ervan? Ik heb toen een gloedvol betoog gehouden dat het nut er niet toe deed. Uiterst verdacht, ik weet het.

Lees verder Wie ben ik?