Tussen Dakwins en Bryson

Artikel in Technisch Weekblad

Christian Jongeneel is na een tu-studie informatica gepromoveerd in de filosofie van informatica, inmiddels freelance wetenschapsjournalist en actief voor GroenLinks. Een interessante basis voor een prikkelend boek, waarin de auteur, uitgebreid terugkijkend in de geschiedenis, betoogt dat de wetenschap een nieuwe koers moet gaan varen als ze haar afkalvende invloed wil herstellen. De auteur poneert een aantal stevige stellingen, maar doet dat goed onderbouwd en veel genuanceerder dan de titel suggereert.

Het boek laveert tussen werk van Richard Dawkins en vooral Bill Bryson, overgoten met een filosofisch sausje. Het boek lijkt soms zelfs zo sterk op Brysons ‘A short history of nearly everything’, dat deze delen van Jongeneels boek er bijna als hoofdstuk over wetenschapsfilosofie in had kunnen opnemen. Jongeneel haalt zelfs anekdotes aan op een manier die aan Bryson doet denken. Wat te denken van Edisons pogingen om wisselstroom als transportmiddel van stroom in diskrediet te brengen, door in een soort reizende show honden en zelfs een olifant met wisselstroom te elektrocuteren?

Maar Jongeneels boek is wat minder toegankelijk, omdat het een thema aanroert dat vooral wetenschappers lijkt bezig te houden. De wetenschap dreigt haar in de loop der eeuwen zorgvuldig opgebouwde aanzien en invloed te verliezen aan een steeds mondiger wordende samenleving. Om een gezaghebbende positie te behouden, noodzakelijk in een wereld waarin nanotechnologie en genetica op het punt staan door te breken, moeten wetenschappers andere manieren vinden om de maatschappij te bereiken, zo betoogt Jongeneel. Hij gaat daarbij zelfs zo ver, dat hij parallellen trekt tusen de manier waarop de kerk uiteindelijk het Copernicaanse wereldbeeld toeliet en de manier waarop de hedendaagse wetenschap zich zou moeten openstellen voor argumenten die de eigen denkwereld ontstijgen.

En daarmee is de kern van het boek toch weer die Ivoren Toren, hoewel Jongeneel dat te pas en te onpas gebruikte begrip in alle honderdvijftig pagina’s wijselijk weet te vermijden. Wat overblijft is een prikkelend en goed onderbouwd boek, dat vooral voor bètawetenschappers de moeite waard is.

Eerder verschenen in Technisch Weekblad; met dank aan auteur Erwin Boutsma voor de toestemming