Hoe bouw ik een kernbom

000b13
Je kon er natuurlijk op wachten en nu is-ie er dan ook: ‘How to build a nuclear bomb – and other weapons of mass destruction’ door ervaringsdeskundige Frank Barnaby. De vlag blijkt de lading echter niet zo goed te dekken.

Een nucleaire explosie is een enerverende gebeurtenis. Eerst is er een lichtflits, dan een korte stilte die gepaard gaat met een hittegolf. Daarna volgt de knal, waarna een wind eerst van de explosie afwaait en vervolgens erheen. Frank Barnaby was er als jonge onderzoeker bij, toen Britse wetenschappers in 1953 een test uitvoerden in de Australische woestijn en hij vertelt over zijn ervaring in ‘How to build a nuclear bomb’. De auteur heeft een leven lang ervaring met (militair) nucleair onderzoek en weet dus waar hij over praat.

Wie verwacht dat Barnaby echt een kookboek wijdt aan de fabricage van massavernietigingswapens (nucleair, biologisch of chemisch), zit ernaast. Daarvoor is hij een te fatsoenlijke wetenschapper, dus terroristen in spe zullen teleurgesteld zijn in ‘How to build a nuclear bomb’. Barnaby legt wel in grote lijnen uit hoe de wapens in elkaar zitten, maar het gaat hem om de organisatie eromheen.

Het boek is opgezet in drie delen. Het eerste gaat in op de drie soorten massavernietigingswapens, hun geschiedenis, gebruik en effecten. Zo legt Barnaby uit dat je voor het produceren van een simpele kernbom met een man of drie moet zijn en dat je dan makkelijk een apparaat van honderd ton TNT kunt maken, vijftig keer zo krachtig als de Oklahoma-bom. Het moeilijkste is nog om aan het plutonium te komen. Je zou je bijna gaan afvragen waarom niet ieder land er inmiddels een paar heeft.

Deel twee gaat over de internationale context: welke landen hebben wapens, wat doen ze ermee en hoe gaat de internationale politiek ermee om. Met weinig bombarie rekent Barnaby wat aan de nucleaire plannen van Irak, dat hij ruim twintig jaar geleden voor het laatst onderzocht. De Iraki’s hadden het niet-nucleaire deel van de bom klaar, weet hij, maar aan het produceren van het plutonium was het land niet toe: te ingewikkeld en te opvallend vanwege de enorme omvang van de benodigde faciliteiten. Voor Noord-Korea ligt dat anders, omdat het land over kerncentrales beschikt.

Het derde deel gaat nauwelijks meer over de wapens zelf, maar eerder over de meest gevreesde mogelijke gebruikers: terroristen van velerlei pluimage. Daarbij gaat veel aandacht uit naar de AUM-groep, omdat die de meeste interesse in massavernietigingswapens lijkt te hebben. AUM was verantwoordelijk voor de aanval met het zenuwgas sarin in de metro van Tokyo, maar pompte ook al eens een warenhuis vol met anthrax. Dat bleek gelukkig een vorm van anthrax te zijn waar mensen immuun voor zijn.

Wat vooral opvalt aan Barnaby’s werkwijze is dat hij liever uitputtend is dan gedetailleerd. Het hoofdstuk over chemische wapens, bijvoorbeeld, geeft een systematisch overzicht van alle bekende gassen, maar gaat nergens diep in op de chemie erachter. Dat is een benadering die je eerder van een journalist zou verwachten dan van een wetenschapper. De eerlijkheid gebiedt dan ook te zeggen dat slechts op een zeer beperkt aantal plekken, bijvoorbeeld zijn ooggetuigeverslag van de Australische test en het Irakese rekenwerk, de meerwaarde van Barnaby’s wetenschappelijke achtergrond blijkt. Voor het overige had het boek door iedereen geschreven kunnen worden.

Wat niet betekent dat je er geen kant mee op kunt. De informatiedichtheid is hoog en Barnaby weet waarover hij het heeft. ‘How to build a nuclear bomb’ is een keurig overzichtsverhaal over mogelijk massaterrorisme van iemand die netjes knipselkranten verzameld heeft en de inhoud met enig effectbejag aan elkaar geplakt. Dat leidt niet tot verbazingwekkende nieuwe inzichten, zeker niet bij regelmatige krantenlezers. Dit boek – hoe degelijk het verder ook is – moet het hebben van de slim gekozen titel.

Frank Barnaby, How to build a nuclear bomb – and other weapons of mass destruction. Granta, 2003.