Porfolio cultuur: strategie en businessplannen

Gerda Blees: Wij zijn licht

Het uitgangspunt van Wij zijn licht, de bekroonde debuutroman van Gerda Blees, is een krantenberichtje over een woongemeenschap die besloot te gaan leven van het licht. Energie uit voedsel was niet meer nodig. Dat ging goed tot een van hen overleed aan ondervoeding. Blees’ roman is nadrukkelijk geen reconstructie maar een poging zich in te leven wat mensen beweegt om elkaar op deze manier gek te maken.

Bijzonder aan het boek is vooral de wijze van vertellen. Er is een alwetende verteller, die in ieder hoofdstuk een andere gedaante aanneemt, van voorwerpen tot abstracties. In het slothoofdstuk is de verteller het licht zelf. Halverwege is het verhaal zelf de verteller en geeft alvast aan de lezer weg wat er de komende bladzijden te gebeuren staat. Mooi gevonden, maar op een gegeven moment vond ik het een beetje geforceerd aandoen.

Aimé Césaire: Return to my native land

Cahier d’un retour au pays natal, in de Engelse versie die ik las Return to my native land is het meesterwerk van schrijver Aimé Césaire, die als politicus jarenlang zijn Martinique vertegenwoordigde in het Franse parlement. Het narratieve gedicht van zestig pagina’s begint met een verteller die zich bewust wordt van zijn plek in het leven en eindigt met een harde veroordeling van het koloniale systeem.

Poëzie is niet mijn sterkste kant. Dit gedicht is bovendien duidelijk bedoeld om voor te dragen. Je voelt de woede steeds verder opstijgen en wilt daar een stem bij horen. Waarschijnlijk kun je het op twee manieren lezen. Zin voor zin proberen te begrijpen wat Aimé Césaire bedoelt te zetten. Of de sfeer en intenties oppikken terwijl je de tekst over je heen laat komen. Ik koos voor het laatste. Dat was genoeg om de kracht te proeven die eruit opspat.

Lees verder Aimé Césaire: Return to my native land

William Golding & Aimée de Jongh: Lord of the Flies

Zelf kende ik alleen de reputatie van Lord of the Flies, als een parabel over het uiteenvallen van de beschaving onder een groepje jongens dat strand op een eiland. Ik stelde het me voor als een vrij gruwelijk boek, maar voor de bewerking tot graphic novel door Aimée de Jongh geldt dat in elk geval niet. Ja, er vallen twee doden, maar om de verwilderde jongens nou neer te zetten als de kinderen van de duivel (zoals de titel suggereert) is wat overdreven.

Enfin, ik las de graphic novel in de eerste plaats omdat ik het werk van Aimée de Jongh bewonder (en de gigantische productie die ze draait). Visueel vond ik het minder overdonderend dan Dagen van Zand, maar dat kan ook gewenning zijn aan de manier waarop ze kleur – meer dan de illustraties zelf – gebruikt om sfeer op te roepen. Uiteindelijk vond ik het beeld sterker dan het verhaal.

Joseph Brodsky: Watermark

Voor wie wel eens op een heiïge winterse dag in Venetië geweest is, biedt Watermark van Joseph Brodsky een fijne sfeerimpressie. Onder zonlicht is de stad prachtig blauw en wit (als je de toeristen even wegdenkt), maar mist trekt het mysterieuze karakter omhoog: steegjes waarvan je het einde niet ziet, gedempte geluiden. Het is sowieso al een stad waar je makkelijk verdwaalt, maar in de winter moet je er echt goed thuis zijn om je onderkomen terug te vinden.

Brodsky, die jarenlang de winters schrijvend in Venetië doorbracht, babbelt er vrolijk op los in Watermark, een allegaartje van anekdotes, waarnemingen en bespiegelingen. Erudiet zonder opdringerig te worden. Aangenaam om te lezen, vooral als het aan je eigen herinneringen appelleert, maar niet het meesterwerk waarvoor het soms gehouden wordt.

Aline: echt alleen maar strips

In veel striptijdschriften wordt ook het nodige geouwehoerd. Niet in Aline, dat eerder dit jaar een prijs ontving tijdens het festival in Angoulême. Initiatiefnemer Wasco drukte me onlangs #8 in handen, dat geheel (zij het losjes) aan vogels gewijd is.

De ruim dertig auteurs lopen uiteen van oudgediende René Windig tot Fynn van der Ziel, die dit jaar de Small Press Award won. De illustratie- en vertelstijlen lopen zo uiteen dat het bij elkaar een mooie staalkaart van het hedendaagse beelverhaal vormt. Jammer dat ik er niet eerder van wist, want dan had ik Tetiana Khlon getipt, wier cynische duif Gennady ook wel een plekje verdiend had.

Maria Dermoût: De tienduizend dingen

De tienduizend dingen is het belangrijkste boek van de bijna vergeten schrijfster Helena Anthonia Maria Elisabeth Dermoût-Ingerman. Indertijd (1955) werd het geroemd, zelfs in het Engels vertaald. Time Magazine vergeleek haar met Hemingway. De gloriedagen van de roman zijn voorbij, maar ze is er nog wel.

Daarmee is direct ook het thema van de roman zelf aangekaart, die zich afspeelt op Ambon in de koloniale tijd aan het begin van de twintigste eeuw. Het toneel is een oude, vervallen plantage, De tuin Kleyntjes, waar een achtergebleven oude dame mijmert over de zielen die op het landgoed rondwaren. De roman bestaat deels uit losse verhalen over de lotgevallen van de gestorvenen: een Schotse professor, een Makassaarse matroos, een lokale lichtekooi, drie kleine meisjes uit het voorgeslacht. Aan het eind komen allen samen op een lyrisch feest der nostalgie. De roman is in vele opzichten een ghost story, zoals die in de negentiende eeuw populair waren.

Maar daar gaat hiet niet om. De kracht van de roman zit niet in het plot, maar in de sfeertekening. Met een bewonderenswaardige stilistische beheersing tekent Maria Dermoût het eiland, de natuur, de mensen, de vergankelijkheid, de overweldiging. Een machtig portret van iets dat is verdwenen. Bij vlagen, vooral als het koloniale systeem zich even naar voren dringt, voelt het boek gedateerd aan. Maar het schrijverschap van Maria Dermoût staat recht overeind.

Sharon Dodua Otoo: Ada’s Raum

Tijdens het lezen de eerste helft van Ada’s Raum, de bejubelde roman van de Duits-Ghanese schrijfster Sharon Dodua Otoo, dacht ik dat het boek mijn verwachtingen niet waar zou maken. De drie verhaallijnen hadden weinig meer met elkaar gemeen dan dat de hoofdpersoon Ada heette. De eerste lijn speelde zich af aan de Ghanese kust in 1459, de tweede in Londen in 1848 en de derde in een Duits concentratiekamp anno 1945. Af en toe dook een ik-verteller op met een onduidelijke status.

Pas toen over de helft van de roman de vierde lijn inzette, over een zwangere Ghanese vrouw die in Berlijn op zoek gaat naar een woning, begon mijn waardering toe te nemen. De ik-verteller manifesteerde zich nu als een paspoort, die in de eerste lijnen respectievelijk een bezem, een deurklopper en een kamer geweest was (en tussendoor ook nog een aardbeving). Alwetend, maar machteloos.

De verhaallijnen kwamen alsnog bij elkaar, soms zelfs wat al te nadrukkelijk. Op zo’n moment ga je natuurlijk ook twijfelen dat je niet oplettend genoeg bent geweest in het eerste deel. De eerste drie Ada’s proberen ergens aan te ontkomen: slavernij, een liefdeloos huwelijk, gedwongen prostitutie. De vierde Ada is op zoek naar een bestemming. Maar eigenlijk is het steeds dezelfde Ada. Uiteindelijk vond ik het een duizelingwekkende vertelling.

Paul Murray – The bee sting

The bee sting, waarmee Paul Murray zijn tweede Irish Book Award binnensleepte, volgt de familie Barnes. Het autobedrijf van vader Dickie staat op omvallen. Moeder Imelda is kwaad dat haar kooplust beteugeld wordt. Dochter Cass wil zo snel mogelijk het huis uit en zoon PJ ligt eruit op school. Kortom, een disfunctionele familie waarin iedereen op zijn eigen wijze ongelukkig is.

Terwijl de verwikkelingen elkaar in een rustig tempo opvolgen (Dickie graaft een bunker, Imelda vraagt zich af of ze een relatie zal beginnen met Big Mike, Cass verhuist naar Dublin en wordt verliefd op haar huisgenote, PJ bezwijkt voor chantage door de pestkop van de klas) krijgt de lezer ook meer mee over hoe het ontwaarschijnlijke stel Dickie en Imelda bij elkaar gekomen is.

Murray is een rasverteller, die zijn karakters ieder een eigen stem meegeeft. De manier waarop hij de spanning in het plot inbouwt is voor de geoefende lezer een beetje doorzichtig, zodat je het open einde van ver ziet aankomen. Maar het is volop genieten met deze soepele tragikomedie.

Gabriel García Márquez: In augustus zien we elkaar weer

Gabriel García Márquez is een van de weinige auteurs van wie ik (bijna) het complete werk gelezen heb. Honderd jaar eenzaamheid was voor mij als student een eyeopener: dit kon literatuur ook zijn. Zoveel interessanter dan het naturalisme dat de Nederlandse letteren van mijn schooltijd domineerde. Het zou ook een zware stempel op mijn eigen romans drukken.

Dus uiteraard wilde ik In augustus zien we elkaar lezen, de postuum uitgegeven novelle over een vrouw die ieder jaar afreist naar een afgelegen eiland om gladiolen op het graf van haar moeder te leggen en een affaire te beleven. De Spaanse titel, En agosto nos vemos, is krachtiger dan de letterlijke vertaling ervan. Het weerzien betreft overigens de moeder, aan wie de vrouw ieder jaar over haar leven vertelt.

Lees verder Gabriel García Márquez: In augustus zien we elkaar weer

Noviolet Bulawayo: Glory

Animal Farm, maar dan over de val van Mugabe in Zimbabwe – zo wordt Glory van Noviolet Bulawayo consequent omgeschreven. En dat klopt. De roman is spitsvondig, bevlogen en grappig. Maar wat duurt-ie lang. Elke trouvaille wordt eindeloos uitgemolken. De complete postkoloniale geschiedenis van het land komt voorbij. Tegen de tijd dat je naar het einde snakt, komt er alsnog een mooi, fantasievol slot, maar voor mij was het toen te laat om het alsnog een goed boek te vinden.