Meedoen zonder voorwaarden

000d06

Een maand of wat geleden moest ik voor de Ikon radio in discussie met Henk Vroom, hoogleraar godsdienstfilosofie aan de VU. De aanleiding was een artikel over godsdienstvrijheid dat ik in Trouw geschreven had. De gedachte was dat hij als CDA’er en ik als GroenLinkser daar verschillende meningen over na zouden houden. Gelukkig voor de Ikon, dat was zo, al bleek het verschil meer in de praktische nuances te zitten dan in de principes.

In de nazit filosofeerden wij gedrieën, de interviewster, professor Vroom en ik, nog even wat door over de betekenis van christelijke inspiratie in de politiek. Dat ging in een gemoedelijke sfeer, tot het moment waarop mijn discussiepartner in een samenvattende opmerking verzuchtte dat je nu eenmaal altijd mensen had die ijzer met handen wilden breken. Toen gingen mijn stekels overeind en we hadden vast alsnog een verhitte discussie gekregen, als we de studio niet hadden moeten ontruimen voor een volgende opname.

Dames en heren, het zal u bij lezing van het evangelie wellicht wel eens zijn opgevallen dat daar nogal wat radicale uitspraken in staan. Het gebod de linker wang toe te keren, waarnaar ons platform genoemd is, is er daar een van. IJzer met handen willen breken is wat mij betreft dan ook de kern van de bijbelse boodschap, dus als iemand te kennen geeft dat eigenlijk maar hopeloos idealistisch te vinden, dan raakt hij me diep. Al is iets gegeven de reële omstandigheden hopeloos, dan ontslaat dat je niet van de verplichting het toch te proberen, het uit te dragen en vooral te blijven willen.

Ik ben geen theoloog, dus de exegese moet ik aan anderen overlaten, maar ik denk dat ook het thema meedoen uitnodigt tot radicale interpretaties. Zo ben ik ervan overtuigd dat Jezus nooit het bezit van een geldige verblijfsvergunning als voorwaarde had gesteld om in een samenleving te mogen meedoen. Meedoen is iets anders dan knus onder elkaar de handen uit de mouwen steken en af en toe een vermanend woord spreken tot degenen die de kantjes ervan af lopen. Als meedoen een goddelijke opdracht is, zoals een van de eerdere sprekers aanhaalde, dan is het een onvoorwaardelijke opdracht die voor iedereen hetzelfde is. Er is dan geen sprake van shoppen welke vormen van meedoen ons toevallig goed uitkomen en welke niet.

Een bevriende pastor, die zich vooral bezig houdt met de onderkant van de samenleving, verzuchtte onlangs dat meedoen een ander woord is geworden voor zoek het zelf maar uit. Onder het motto ‘iedereen moet zijn eigen verantwoordelijkheid nemen’ trekt de gemeenschap zijn handen van mensen af. Wijzen op de verantwoordelijkheid van de ander wordt zo een manier om de eigen verantwoordelijkheid voor die ander niet meer te hoeven nemen. Wie het niet haalt, heeft dat primair aan zichzelf te wijten.

Vijftien jaar geleden zou dit misschien een new age redenering genoemd zijn, maar inmiddels constateer ik dat het ook in christelijke context gebruikelijker is geworden om eigen verantwoordelijkheid meer gewicht te geven ten koste van de onderlinge solidariteit. Waarmee ik niet gezegd wil hebben dat het niet christelijk of zo zou zijn. In bijvoorbeeld de gelijkenis van de talenten is een theologische rechtvaardiging te vinden; de slaaf die zijn talent begroef wordt in de buitenste duisternis geworpen, waar het geween is en tandengeknars (ik heb nog geen tijd gehad om op te zoeken hoe de passage in de nieuwe vertaling luidt).

De theologe Karen Armstrong heeft in haar indrukwekkende boek ‘A history of God’ beschreven hoe elke tijd zijn eigen godsbeeld schept. Het is begrijpelijk dat een zich verhardende samenleving ook een God zoekt die een hardere opstelling tegenover de medemens rechtvaardigt. Kortom, een lenige geest vindt altijd wel aanknopingspunten om een actuele politieke situatie of intentie van een bijbels sausje te voorzien en daarmee van een schijn van eeuwigheid. Daarom houd ik vast aan een radicale interpretatie, juist omdat die niet een-twee-drie naar de politieke werkelijkheid te vertalen valt.

Meedoen betekent dus onvoorwaardelijk meedoen. Mensen uitsluiten omdat ze niet over de juiste papieren beschikken, rijmt daarmee niet. Hetzelfde geldt voor het sanctiebeleid dat populair aan het worden is in het kader van de vrijblijvendheidsbestrijding. Iemand een boete geven als hij niet mee wil deelnemen aan een inburgeringscursus vind ik geen uitnodiging tot meedoen. Het is toch een beetje: jullie mogen sowieso niet meedoen en jullie moeten meedoen, maar wel precies op de manier die wij voorschrijven. Zo wordt meedoen samenlevingscorvee.

Nogmaals: meedoen betekent onvoorwaardelijk meedoen. Daarin hebben uitsluiting en sanctionering geen pas. Wie uitsluit en sanctioneert, doet namelijk zelf onvoldoende mee. Iets minder abstract: als wij illegaal in Nederland verblijvende kinderen onderwijs weigeren, dan ontnemen wij niet alleen hun een mogelijkheid tot meedoen, maar ook onszelf. Zij kunnen dan immers niet met ons meedoen, maar wij evenmin met hen. Die wederkerigheid is volgens mij de kern van meedoen. En wijzen op andermans verantwoordelijkheid mag nooit een excuus worden om onze eigen verantwoordelijkheid te ontlopen. Dat is de essentie van het gebod van de linker wang: zelfs als een ander tegenover jou de fout in gaat, heb je nog niet het recht dezelfde fout te maken.

Geschreven voor een bijeenkomst van het CDA theologenberaad in oktober 2004