Evangeliseren voor wetenschappers

Wetenschappers gaan onderling, als het goed is, methodisch, kritisch en rationeel te werk. Daaraan ontlenen ze vaak de gedachte dat de buitenwacht hun resultaten vanzelfsprekend zouden moeten accepteren. Dus is de communicatie gericht op de presentatie van feiten in plaats van emoties. Dat is geen kracht, maar een zwakte.

In de techno-optimistische decennia na de Tweede Wereldoorlog werden wetenschappers wel eens neergezet als de hogepriesters van het nieuwe tijdperk. Het was een mooie metafoor, die inmiddels meer werkelijkheid is geworden dan men zich realiseert, niet zozeer doordat wetenschappers een prominentere rol in de samenleving hebben gekregen, als wel door het wegkruimelen van de religieuze concurrentie.

Wat de wetenschap zich nauwelijks realiseert is dat ze steeds meer daadwerkelijk trekken van een religie heeft gekregen. Dat heeft wél te maken met ontwikkelingen in de wetenschapspraktijk zelf. Albert Einstein was zo’n beetje de laatste representant van de klassieke wetenschapper, de (doorgaans) man die in zijn eentje experimenteerde en/of met een theorie kwam. Sindsdien is vanuit de astronomie en deeltjesfysica een complex wetenschapsmodel uitgerold waarin resultaten groepsinspanningen zijn, gecontroleerd in een internationaal web van peer reviews. Anders gezegd: het wetenschappelijke proces is zo ingewikkeld dat ook wetenschappers zelf soms moeite hebben om bij te blijven. De specialisaties raken steeds verder verkokerd.

Vanuit methodologisch oogpunt is er niks mis met deze ontwikkeling. Je kunt zelfs stellen dat het internationale web van checks and balances een extra garantie is dat wetenschappelijke resultaten aan de hoogste standaarden voldoen. De consequentie is echter wel dat het voor mensen buiten de wetenschappelijke klasse in het betreffende vakgebied steeds ingewikkelder wordt zich een oordeel te vormen. De wetenschapper wordt zo inderdaad meer een meer een priester die bemiddelt tussen het volk en het hogere.

Ook maar een mening

Verre zij het van mij om te beweren dat wetenschap ook maar een mening is. Maar dat zoveel mensen dit een acceptabele propositie vinden, is wel degelijk iets om je aan te trekken. Er zit namelijk een kern van waarheid in. De buitenwacht heeft steeds minder middelen/kennis om resultaten zelf te controleren. Dat wil zeggen dat het vertrouwen in de boodschapper van de wetenschappelijke waarheid een cruciale rol gaat spelen. Het is echt niet zo eenvoudig onderscheid te maken tussen feit en mening – en al helemaal niet wanneer je geen universitaire opleiding hebt genoten.

Laten we dit even concreet maken. De eerste vaccinaties waren gestoeld op een eenvoudige gedachte: we maken je ziek met koeienpokken en daarna word je niet meer slachtoffer van de ernstiger mensenpokken. Ook toen was er wantrouwen, maar het was tenminste wel uitlegbaar. Inmiddels kost het inspanningen van duizenden wetenschappers wereldwijd om diverse virusmechanismes te onderzoeken om tot een vaccin te komen. Er is een heel systeem van certificaties opgetrokken om effectiviteit en veiligheid te borgen. Dat is mooi. En volstrekt niet te volgen.

In empirische zin is de immunologie er in de afgelopen eeuwen razendsnel op vooruit gegaan, maar dat heeft wel geleid tot een kenniskloof. De wetenschap is minder een aanbieder van feiten en meer een makelaar in vertrouwen dan ze zelf beseft. “We hebben het onderzocht en het is zo”, is geen stelling over feiten, maar een beroep op vertrouwen.

Tekortkomingen blootleggen

Om betrouwbaar over te komen, moet er consistentie zijn tussen wat je zegt en wat je doet. Wetenschappers zijn geneigd te beweren dat feiten voor hen heilig zijn. Het probleem is dat dit aantoonbaar onjuist is. Wetenschappers worden niet alleen gedreven door liefde voor de objectieve waarheid, maar ook door eerzucht, geld en wat dies meer zij. Soms zijn ze slordig, soms belazeren ze de kluit, soms laten ze zich voor het karretje van politieke of commerciële belangen spannen. Ze poetsen hun resultaten op om financiering veilig te stellen, ze betalen voor publicatie in dubieuze tijdschriften, ze kloppen iets op om op televisie te verschijnen.

Voor echt systematische jacht op misstanden heeft de wetenschap geen tijd, want het internationale systeem is gericht op het produceren van publicaties over ‘nieuwe’ ontdekkingen, niet op
falsificatie. Als er eens een fraudeur tegen de lamp loopt, is het mantra al snel: ‘Dit laat mooi het zelfcorrigerende vermogen van de wetenschap zien.’ De politie zou er niet mee wegkomen als ze een dergelijke bewering deed na één keer een fietsendief in de kraag gevat te hebben. Er is wel eens geopperd dat meer dan de helft van de wetenschappelijke publicaties incorrect is. Dat is misschien overdreven, maar de lijst met ontdekte wetenschappelijke fraude is wel heel erg kort.

Anders gezegd, wie de waarheidsliefde van de wetenschap in twijfel wil trekken, heeft genoeg aanknopingspunten die door de academie zelf worden aangereikt. Dat pseudowetenschap een kans krijgt, heeft ook te maken met glijdend normbesef in de academische gemeenschap zelf. Betrouwbaarheid uitstralen begint met het blootleggen van je eigen tekortkomingen en die onderdeel maken van je verhaal.

Evangeliseren in plaats van getuigen

De georganiseerde religie heeft altijd al last gehad van allerhande pseudo-geloven (bijgeloven) die op het succes van de hoofdideologie proberen mee te liften. Er zijn natuurlijk zeloten die alle bijgeloof proberen uit te roeien, maar meestal is de strategie gericht op enige vorm van beheersing. Andermans denkbeelden maak je niet vanzelf onschadelijk door voortdurend erop te hameren hoe idioot of weerzinwekkend ze zijn. Voor de wetenschap vallen daar twee lessen uit te trekken (daarover schreef ik eerder).

Ten eerste zegt de grote vlucht van pseudowetenschap iets over de kracht van de wetenschappelijke methode zelf. Klimaatontkenners en vaccinvrezers doen hun uiterste best om hun betogen als wetenschap in te kleden. Je kunt dat als een compliment zien, ook al compliceert het je behoefte om je ervan te distantiëren. Met name sommige klimaatsceptici zijn inmiddels dermate bedreven in academische mimicry dat je behoorlijk onderlegd moet zijn om hun redeneringen te weerleggen.

Ten tweede moet de wetenschap zich minder richten op getuigen (rondtoeteren hoe geweldig je boodschap is) en meer op evangeliseren (op persoonlijk niveau connectie leggen zodat de ander begrijpt wat je boodschap voor hem betekent). Een mooi voorbeeld daarvan was onlangs op televisie te zien, toen Diederik Gommers in elk geval voor even Famke Louise uit het kwakkamp wist te trekken door haar twijfels als uitgangspunt voor het gesprek te nemen in plaats van zijn eigen zekerheden.

Ja, pseudowetenschap dient bestreden te worden. Maar dat zal niet lukken door er een strijd van good guys tegen bad guys van te maken. De waarheid is complexer dan dat, met meer grijstinten dan misschien wenselijk. En met een balk in je oog is het moeilijk andermans splinters te verwijderen. (sg)