Doorgedraaide informatici

016a

ICT’ers doen het doorgaans niet zo goed als romanfiguren. Om eerlijk te zijn ken ik er maar één. Die heet Eug en is de hoofdpersoon in ‘De hondenkoning’ van Walter van den Berg. Eug beheert een productiestraat voor cd-roms bij een uitgeverij in Alphen aan den Rijn. Die productiestraat heeft hij zelf geprogrammeerd. In zijn vrije tijd heeft hij vage fantasieën over zijn veertienjarige buurmeisje, dat van zijn obsessie handig gebruik maakt. Elke dag zit Eug tot tien uur ’s avonds te wachten of ze misschien langskomt om met de computer te spelen. Eug is, zeg maar, niet helemaal een doodgewone jongen.

In bizarre verhalen uit de werkelijkheid komen ICT’ers evengoed wel eens voor. Ook dan zijn het geen doodgewone jongens, getuige twee lopende rechtszaken. Ten eerste is er Richard H., de man die dacht dat zijn vrouw met een ander gezoend had en haar daarom samen met hun twee dochtertjes wurgde. Als Richard Mohammed H. geheten had, zouden we waarschijnlijk van eerwraak spreken, maar meneer was een rasechte kaaskop en dus was het belangrijkste dat over hem te melden viel zijn beroep: ICT’er. Minstens zo gedenkwaardig is de actie van Roland Z., die zijn oude moeder vilde en opgepakt werd toen hij, gehuld in haar huid, het verkeer stond te regelen aan de rand van Vlaardingen. Ook een ICT’er.

Wanneer je zelf ICT’er bent, ga je je toch een beetje benauwd afvragen of er soms een verband is tussen het vak van informaticus en (extreem) afwijkend gedrag. De socioloog en medicus hebben hier een waterdichte methode voor. Je begint met een vooroordeel: informatica studeren leidt tot afwijkend gedrag. Vervolgens ga je wat turven en vind je een correlatie tussen beide proposities. Daarmee heb je aangetoond dat het oorzakelijke verband uit je vooroordeel inderdaad klopt.

Ik denk dan altijd: misschien is het wel omgekeerd en leidt afwijkend gedrag tot een neiging om informatica te studeren. Maar dat komt waarschijnlijk omdat ik geen socioloog of medicus ben. Als ik ergens lees dat het eten van knolselderij leidt tot een grotere kans op neuskanker, denk ik ook altijd dat neuskanker misschien wel leidt tot zin in knolselderij.

Hoe het verband tussen beide proposities ook werkelijk ligt, feit blijft dat zich onder ICT’ers nogal wat rare types bevinden. Zeg maar gerust, leipo’s die in de ziel van een computer kunnen kijken op dezelfde manier waarop psychiatrische patiënten de dialoog aangaan met een broodje kaas. Althans, dat zegt het oude vooroordeel, en geen enkel vooroordeel is een langdurig leven beschoren als er geen kern van waarheid in zit. Bovendien zijn er hordes ICT’ers die het beeld moedwillig in stand houden door hun nerd-dom opzichtig te etaleren.

Ben ik ook een leipo? Op zich is dat een gezonde vraag om jezelf zo af en toe te stellen. Ik ben tot de conclusie gekomen dat het met mij wel meevalt. Als ik op vakantie ben, gaat er geregeld een dag voorbij zonder dat ik mijn mail check. Anderzijds, ik schep er ook een zeker genoegen in vrienden te vertellen dat ik ooit een Windows-probleem opgelost heb zo diep dat zelfs Microsoft het antwoord niet kende. Dat ik de hardcore ICT inmiddels verruild heb voor de journalistiek is waarschijnlijk onvoldoende om mij van de besmetting te redden. Eens een ICT’er, altijd een ICT’er.

Sommige nieuwsbronnen gaven aan dat Roland en Richard nogal gebukt gingen onder stress op hun werk. Dat stelde mij enigszins gerust. Als freelancer bepaal ik immers zelf mijn werkdruk en ik kan u verzekeren dat ik de kantjes er zoveel mogelijk vanaf loop. Maar voor het gros van de ICT’ers geldt dat niet. Die zijn in loondienst, met alle gevolgen van dien. Aardige, teruggetrokken jongens, zo op het eerste gezicht, maar moeite met nee zeggen drijft ze wel langzaam naar het randje. Ik wil maar zeggen: als u nog eens uw gram uitstort over uw systeembeheerder, weet dan welk risico u neemt.

Eerder verschenen in De Ingenieur nr 19, 2005.