Blechtrommel meets New York

180

Oskar, de negenjarige hoofdpersoon uit ‘Extreem luid en ongelooflijk dichtbij’, de jongste roman van Jonathan Safran Foer, heeft veel gemeen met zijn vierjarige naamgenoot uit ‘De blikken trommel’ van Günther Grass. De eerste Oskar speelt tamboerijn, de tweede trommelt. Allebei proberen ze ordening aan te brengen in het geweld van de volwassen wereld. Grass’ roman gaat voor een belangrijk deel over het nazisme, Foers roman over de aanslag op het WTC.

De vader van Foers Oskar is bij de terroristische aanslag om het leven gekomen. Oskar vindt een sleutel die zijn bezit was, en gaat in New York op zoek naar een zekere Black die hem zou kunnen helpen bij het vinden van het bijbehorende slot. Die zoektocht en de naam Black zijn ook literaire verwijzingen, om precies te zijn naar de New York trilogie van Paul Auster (een persoonlijke vriend van Foer). De hoofdmotieven van Foers roman zijn dus ontleend aan het werk van andere meestervertellers.

Dat had nog goed kunnen aflopen, als Foer niet ook nog eens de zoektocht van Oskar had doorsneden met een vrij hermetisch verhaal over hoe diens grootouders het bombardement van Dresden overleefden, en aan vormexperimenten. Het resultaat is geen slecht boek, maar wel een dat veel beter had gekund.