Cryptografie met plaatjes

766a
In ‘Geheimtalen’ racen twee gerenommeerde Britse wetenschapsjournalisten door de geschiedenis van de cryptografie. Veel plaatjes, weinig diepgang.

Stephen Pincock en Mark Frary vliegen in hoog tempo langs twintig eeuwen cryptografie, van de codes die Julius Caesar gebruikte om zijn tegenstanders te misleiden tot aan de kwantumcryptografie die op het punt van doorbreken staat. Onderweg passeren ze onder meer een samenzwering tegen koningin Elizabeth I, codes uit de Kamasutra en natuurlijk het cryptografische spionnenspel van de Tweede Wereldoorlog.

Al die passerende codes leggen de auteurs uit aan de hand van simpele voorbeelden, die helaas niet meevertaald zijn naar het Nederlands, terwijl dat eenvoudig had gekund. Naar mate het boek vordert, worden de voorbeelden logischerwijs complexer en de uitleg minder gedetailleerd, ongetwijfeld omdat dit teveel wiskunde in het boek zou brengen. De versleutelingsalgoritmes van internet laten zich nu eenmaal niet in een paar pagina’s compleet uitleggen.

Maar voor die wiskunde achter geheimschriften zijn genoeg andere boeken te vinden. Hier gaat het vooral om de verhalen eromheen, de fantasieën van Alexandre Dumas en Edgar Allan Poe, het nog altijd in nevelen gehulde Voynich-manuscript uit de zeventiende eeuw. Het heeft er alle schijn van dat de auteurs geen cryptografisch onderwerp ongemoeid hebben willen laten. ‘Geheimtalen’ is een fraai geïllustreerd boek dat de historie en beginselen van de cryptografie netjes uiteenzet voor een breed, allicht wat jonger publiek.

Stephen Pincock en Mark Frary, Geheimtalen, Veen Magazines, 2007.