De oubollige Pnin

921

‘Lolita’ van Vladimir Nabokov is een van de zogeheten klassiekers die me zo weinig konden bekoren dat ik er cursorisch doorheen gegleden ben. Zonder de warme aanbeveling van James Wood en de gelijktijdige beschikbaarheid van een goedkope editie zou ik dan ook vermoedelijk nooit aan ‘Pnin’ begonnen zijn.

Pnin gaat over een wereldvreemde kale professor in wie wij onmiddellijk Pa Pinkelmans herkennen. Het is echter vooral het portret van een emigré die nooit zijn draai heeft kunnen vinden in zijn nieuwe vaderland, de Verenigde Staten. Pnin is een mild pedante intellectueel die er geestelijk niet in geslaagd is de kleinburgerlijkheid van het tsaristische Rusland achter zich te laten. Enigszins misplaatst houdt hij zich staande aan zijn provincie-universiteit.

De tragikomische verhalen zouden me zeker voor Nabokov hebben ingenomen, als hij me niet zo geërgerd had aan zijn oubollige schrijfstijl, een waterval van hoogdravende zinnen waarin geen zelfstandig naamwoord het zonder adjectief doet. De achterflap van mijn editie meldt dat Pnin de man is die Nabokov zonder zijn literaire talent zou zijn geworden. Ik vermoed dat ‘Pnin’ in al zijn doorzichtige pedanterie wel degelijk een vrij accuraat zelfportret is.

Aan het eind van het boek rijdt een beledigde en teleurgestelde Pnin met zijn hele hebben en houden het universiteitsstadje uit. Je hebt als lezer met hem te doen, maar weet ook: die zal ook deze deceptie weer doorstaan en zich plechtig door de rest van zijn leven modderen.